25 november 2022

Het woestijnzand


De nieuwe week. Hoe zou het met het licht van de nieuwe week zijn?

De geur van het verse brood in je rugzak. Iets blijft bij je de hele dag.

Kleine meditaties. Oefenen in zacht de toetsen en het bureaublad betasten. De woorden van die vrouw laten bewegen in je lichaam, iets met mededogen.

Van het station snel naar de andere kant van de stad fietsen voor de vergadering. Daar zie je het kleine jongetje voor het eerst, of toch een stuk ervan. Hij hangt veilig en warm tegen zijn mama aan in de draagzak.

Het huis wacht op je. Je zou het willen omarmen, op een of andere manier.

Ingewikkelde dromen. Iets blijft onrustig haperen.

Een andere dag. Je schuift verder in de week, iets mag je dragen. Je leunt achterover in je adem.

De nacht is snel vergeten, de dag maakt je huid weer zachter. Even ben je alleen met het licht.

Je vraagt je af of er al een onderwerp naar je toe komt voor dat stukje dat je binnen enkele dagen moet schrijven. (Dat ene ding, je weet niet of je zin hebt om daarover te schrijven.)

De avondvergadering. Iets verloopt moeilijk. Het trekt je huid in een kramp. (Je weet al dat je zult moeten wachten in de nacht.)

De nacht is rusteloos. De dromen van de ochtend zijn warm, al dreig je ook weer ergens onderweg verloren te zullen lopen.

Voor de conferentie schuif je op van de ene naar de andere werkgroep, je stelt telkens dezelfde vragen. De antwoorden ontroeren je. (De club van de mensen met een papieren agenda is weer wat groter geworden. En zij is veel jonger dan jij bent.) Even kun je weer thuiskomen bij een vriend met wie je zoveel jaar hebt samengewerkt. Mooi hoe de dingen blijven.

(Het onderwerp zou er nu wel bijna moeten zijn, denk je, je hebt nog een dag. Nog steeds hetzelfde woord…)

Op weg naar huis denk je: ik moet haar een berichtje sturen. Ze is je net voor. Iets met de kosmos waarschijnlijk.

Die avond maak je het verslag, rustig, stap voor stap. Daarna leggen de dingen zich neer en kun je je traag aan de nacht geven.

Een andere dag. De mevrouw in het halletje van de trein begint een heel verhaal te vertellen, net voor jullie uitstappen.

(Het onderwerp heeft zichzelf beslist, ondertussen. De tekst wacht op jouw woorden.)

Iets maakt je moe in de vergadering. Het is, denk je.

Je gaat wat vroeger terug, voor die afspraak. Het wordt echt, denk je.

Je begint aan de tekst, ziet hem al voor je, de plekken waar je de woorden neer zult leggen, waar je ze kunt betasten.

Je maakt je klaar voor het concert. Om een of andere reden ben je een beetje zenuwachtig. (Misschien had er nog een lege plek tussen moeten zijn.) Ze wacht al op je. De zaal gaat open. Er hangt een lichte mist over het podium, misschien is het woestijnzand. Er is nog tijd voor de verhalen.

De zanger lijkt verlegen. Een beetje breekbaar. Er is iets met hoe zijn handen over de gitaar bewegen. De mooie man in het blauwe pak maakt allerlei kleine geluidjes. Hij is ook de man die moet spreken, blijkbaar. Hij lijkt zo zacht. Het is bijna hypnotiserend, die tastende muziek, waar je wind doorheen kunt horen.

Het is goed hier dicht te zijn, denk je. 

Bij het buitengaan bedank je de man in het blauwe pak.  

Even later zitten jullie aan de bushalte te wachten op een bus die misschien komt. Even is ze van het scherm verdwenen. (Iets van de kosmos, waarschijnlijk.) Iets klopt.

Iets kijkt mee, in de nacht.

In de ochtend schrijf je de nog overblijvende zinnen van je stukje, ze hadden gewacht. De dingen schuiven in elkaar.

Je doet de dingen van een vrijdag.

Op weg naar je afspraak loop je door de stad. Er is iets met rode lopers en winkelen, of zoiets. Het maakt je een beetje verdrietig. Je wacht in het café op haar. Ineens komen zoveel beelden door je heen die bij die plek horen. Je legt ze naast elkaar, en wacht rustig.

Geen opmerkingen: