Wie ben je? Waar ben je? Waar is je thuis? Misschien kun je geloven dat je op die vragen kunt antwoorden in zinnen die iets vatten, nauwkeurig omschrijven, en dat aan de hand van categorieën. Misschien kun je geloven dat je dit kunt doen in iets als een lijn die van a naar b gaat en zo alles zegt. Alsof je de dingen min of meer vast zou kunnen zetten, in één verhaal dat het hele plaatje geeft. De Poolse Nobelprijswinnares Olga Tokarczuk gelooft niet in dat soort literatuur. En dat laat ze zien in het prachtige Huis voor de dag, huis voor de nacht. De werkelijkheid is veel vloeiender, schikt zich niet naar eenduidige binaire hokjes, en ontstaat in een kluwen van verhalen die om elkaar heen cirkelen en met elkaar te maken hebben.
Het is niet zo eenvoudig uit te leggen waar het vertelcentrum juist ligt in dit boek, en dat is eigenlijk ook niet zo erg. Het maakt er net de kracht van uit. De stem van de verteller ligt vooral bij een vrouw – haar naam krijg je niet – die vrij recent is komen wonen in een soort niemandsplek in Polen. Het stadje Nowa Ruda was voor het einde van de Tweede Wereldoorlog nog een stuk van Duitsland. De Duitse bewoners zijn moeten vertrekken. Er kwamen nieuwe bewoners uit een stuk van Polen dat na de oorlog niet meer Pools was. De vrouw woont daar met een partner en maakt contact met de oude buurvrouw Marta. Marta lijkt een beetje de sleutel te zijn tot het universum van verhalen die bewegen op die plek. Marta is een wat ongrijpbare en onkenbare figuur die lijkt te leven in een tussengebied tussen dag en nacht. Ze vertelt verhalen waarvan je niet altijd weet waar ze naartoe gaan of vanwaar ze komen. Ze is eigenzinnig, laat zich niet echt kennen
Er zijn nog andere buren die regelmatig voorbij komen en die op zich een verhaal zijn of telkens een verhaal vertellen. Daarbij beweeg je als lezer tussen vroeger en nu. Je weet niet altijd zeker waar je bent, maar dat maakt niet zo uit. Het boek bestaat uit een opeenvolging van kortere stukken. Sommige verhalen komen verspreid over het hele boek terug, als een soort afleveringen. Ze worden afgewisseld met korte beschouwingen of anekdotes.
Langzaamaan begin je als lezer wel te zien hoe die verhalen op een of andere manier naar elkaar verwijzen of zich aan elkaar vasthaken. Zo is er het uitgebreide verhaal van de lokale heilige Kümmernis. Zij wordt afgebeeld als iemand met het lichaam van een vrouw en het hoofd van een man, met een baard. De vertelster heeft een boekje gekocht met dat verhaal in, en het laat zich dan in de roman weven. Je krijgt als lezer ook het verhaal van de monnik die dat heiligenverhaal heeft geschreven, een man die zelf eigenlijk liever een vrouw wilde zijn. Door dat verhaal en het verhaal van de schrijver ervan zie het thema van fluïde identiteiten op allerlei manieren terugkeren op allerlei plekken in het boek.
Je identiteit laat zich niet zomaar vatten in hokjes of grenzen. Dat komt ook aan bod in het verhaal van de vroegere Duitse bewoners van die plek, die terugkeren om te komen kijken naar waar ze vroeger woonden. Een van hen sterft, net op de grens tussen Polen en Tsjechië en wordt (letterlijk) heen en weer gekanteld van de ene naar de andere kant van de grens. Of er is het verhaal over een man en een vrouw die in hun huwelijk langzaam uit elkaar groeien en allebei een geheime verhouding krijgen met een jonge vrouw en man met dezelfde naam. (Is het dezelfde persoon die zich in twee gedaanten laat zien? Is het iemand die enkel in een gedeeld maar tegelijk verdelend verlangen bestaat?)
De werkelijke wereld en de droomwereld lopen in elkaar over. De vertelster is gefascineerd door dromen, verzamelt ze, en is ervan overtuigd dat we op een of andere manier samen dezelfde dromen dromen. Dromen vormen een motief doorheen het hele boek. Ze zeggen zo ook iets over de vloeibaarheid van wie je als mens bent. Je beweegt tussen fysieke plekken en een landschap van verhalen (die nooit af zijn, en ontstaan in het vertellen). Je beweegt in de tijd, heen en weer. Je beweegt in de zone tussen leven en dood. Je woont, letterlijk en in jezelf, in een huis voor de dag en een huis voor de nacht.
Huis voor de dag, huis voor de nacht is een heel bijzonder boek. Het duurt even eer je begrijpt hoe het boek beweegt. Je moet je als lezer gewoon een beetje uit handen geven aan dit kluwen van verhalen. Wat Nowa Ruda is, is de gelijktijdige en fluïde aanwezigheid van zoveel verhalen, die doorheen de tijd bewegen, tussen droom en werkelijkheid, niet te vatten in grenzen. Wie je als mens bent, als een niet te vatten golf in een zee van verhalen, is niet zo anders. We zoeken naar huizen om te blijven, om iemand te zijn. De lijnen die anderen trekken, in de tijd of in de ruimte, zeggen weinig over wie we werkelijk zijn. Je bent in bewegen, in vloeien, in afwezigheid, in verhalen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten