Je denkt nog aan de lange treinrit van de vorige dag. Het was zo fijn even bij je zus te kunnen zijn. De treinreis was een avontuur, wat wel goed was om vorderingen te maken in het dikke boek, dat zich lekker liet weglezen.
En een nieuwe week. Misschien heb je een verhaalverlangen. (Vertel me eens een verhaal, blijft vertellen. Verhalen zijn plekken.
Er blijven nog enkele puntjes over op je lijstje van vorige week, dingen die je nog af te werken hebt. Zoals die tekst voor de Commissie. (Het is allemaal een beetje spannend.)
Een afspraak met een vriendin. Verhalen. Je zou alleen verhalen willen zijn. (De man aan de tafel naast jullie lijkt zo rusteloos dat je de hele tijd afgeleid bent.) Je probeert iets te vertellen over de vragen die je nog niet beantwoord hebt. Je stottert, maar het is goed. (Alleen die man, het is alsof zijn onrust jouw verhaal blokkeert.) Je verontschuldigt je voor het stotteren. (Misschien is het jouw lichaam dat stottert.)
Een andere dag. Het is weer druk op het werk. Verhalen gaan heen en weer.
In de namiddag zijn ze allemaal weg, het wordt weer stil.
Op weg naar het pensioenfeest. Je hebt een rustig plekje. Een jonge vrouw komt naast je zitten en vraagt of ze, over jouw benen heen, haar telefoon mag opladen. Doe maar, zeg je. (Eigenlijk zou je haar ook graag vragen wat haar verhaal is, maar je doet het maar niet.)
Het pensioenfeest, in het trammuseum. Je krijgt met een groepje een rondleiding. De enthousiaste tramliefhebber vertelt honderduit. Over hoe de dingen vroeger waren. Daarbij heeft hij het enkele keren over ‘er zijn nog mensen hier in de wagon die dat nog hebben meegemaakt’. Waarbij hij telkens naar jou kijkt. Je begint je een beetje zorgen te maken. (Zie ik er zo oud uit? Ik ben toch niet de oudste hier? En deze tram is van 1902?) Terug uit de tram vraagt iemand je hoe lang je nu al op pensioen bent. (Ja dus, zo oud zie ik er dus echt uit…) Je luistert naar de mooie verhalen in de toespraken. Ze ontroeren je. Familie.
Een andere dag. Je hebt de tekst verzonden naar de Commissie. (Spannend. Net echt.) Je ziet op het scherm dat de tekst is aangekomen op de bestemming. (Wat zou er nu verder gebeuren?) Al het werk van de voorbije weken is nu uit je handen. (Je denkt aan het jongetje.)
Je stuurt de tekst ook door naar het Europese netwerk. (Misschien zal er ergens iemand reageren.)
Net voor je vertrekt, zie je dat er een mail binnenkomt. Een eerste reflex: oei, er zal iets niet in orde zijn met wat je had doorgegeven. Je collega zegt dat het ook gewoon een bedankmail kan zijn, omdat het wel goed was. Ze heeft gelijk.
De avondvergadering. (Soms is het vermoeiend telkens te moeten antwoorden op cynisme. Je doet het toch, dat had je ooit aan jezelf beloofd.)
Een nieuwe dag. De webinartest. Je leert elke keer weer iets bij.
Twee afspraken die avond. Bij de vergadering kan je maar even blijven. Je kijkt naar de cijfers. Ze maken je bezorgd. Je fietst door naar de tweede afspraak. In de tuin van de abdij luister je naar de beiaard. De muziek lijkt zo transparant. Daarna komt de film. Met zoveel mooie verhalen. (Iets over liefde.) De zus van de vrouw naast je in de zaal is beiaardier, zo blijkt. Wat je ziet, ontroert je. (In een vage herinnering was je ooit met je vader op bezoek geweest in die klokkengieterij, al ben je niet zeker.) Je praat nog even met de zoon van de klokkengieter. Daarna met de twee beiaardiers. Ze hebben allebei je vader gekend.
De volgende dag. Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar.
Een grote meid wordt negentien. Je bent zo blij voor haar. En trots natuurlijk. (En je kreeg een cadeauhint.)
Je denkt aan verhalen.
Je ziet de foto van de president. Naast hem is tijdens een persconferentie een man flauwgevallen. Het interesseert hem duidelijk niet. Hij kijkt wezenloos in de camera, waarschijnlijk geïrriteerd omdat niet alle aandacht naar hem zelf gaat. Die ene foto zegt alles, over wreedheid, over een zieke geest.
Na het werk een vrijdagdrink met de vrienden. Familie.
Ingewikkelde dromen in de nacht.
Een nieuwe dag. Tussen de boodschappen door koffie drinken met je maatje.
Het is de verjaardag van een dierbare vriendin. (Zij is nu ook bij de club. Je hebt een mooi plan voor haar, hopelijk zal het lukken.)
Je denkt aan een vriendin met een kind in haar buik. Het maakt je week. Het is er nog even, daar, en dan mag het in de wereld komen. (Je stelt je voor, hoe het zou zijn, een kind in je buik. Misschien is het als je uit handen geven aan een rivier. Waarschijnlijk zou jij bang zijn van de rivier, denk je. Met een stotterend lichaam.) Je wenst haar de rivier, en al het goede van de wereld.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten