29 november 2025

Lege vrijdag


De week start met een hindernis. Er zullen minder treinen zijn, enkele dagen. (Wat doe je met je treinverlangen?)

Eerst nog een vergadering, daarna snel hollen naar het perron, om die ene trein te halen. (Fascinerend, er rijden zo weinig treinen, en toch een vertraging. Misschien is het een vorm van poëzie.)

En na even blijkt dat je zelfs niet alleen bent op het werk. Het heeft iets rustigs, horen hoe je collega zit te werken achter je, aan de andere kant van de wand. (Misschien is het zoals je graag alleen bent, wetend dat er nog mensen in de buurt zijn.)

Je denkt nog aan die ontmoeting met de andere zestigjarigen, in je geboortedorp. (Het bracht meer teweeg in je hoofd dan je had verwacht.)

Dus ook wat vroeger weer vertrekken. (Er zijn nog meer mensen op hetzelfde idee gekomen, zo blijkt.)

Die avond, een boeiende discussie. (En je denkt bijna de hele tijd aan iemand die er niet meer is. Je zou haar naam willen kunnen zeggen, zodat zij er ook een beetje bij is, maar je kunt het nog niet.)

Een andere dag. En weer ben je toch niet alleen op het werk. Een collega die terug is van de andere kant van de wereld.

(Er is een ritme, denk je. Soms wil je in dat ritme zijn.)

Die ene trein terug die je wilde nemen is afgeschaft. Je neemt een eerdere, die een omweg maakt langs een andere stad. (Er is een ritme in dit rijden, denk je.) Je hebt de tijd om enkele artikels te lezen.

(Je hebt nog een lijstje dingen te doen. In je hoofd probeer je alles dat nog komt de volgende dagen en weken netjes naast elkaar te zetten, zodat je alles een voor een kunt doen.)

Een volgende dag. (Latere treinen nemen, en telkens mensen tegenkomen met een heel verhaal. Het is ook goed.)

(Je denkt toch al aan de avond, of je met die trein wel op tijd zult zijn voor de boekvoorstelling. Oefenen in vertrouwen.)

Nog even over huis. Om daar gewoon nog even te zijn, eten te maken, op te ruimen, voor je weer zult vertrekken. (Zodat je daarna ook rustiger thuis kunt komen. Misschien is vertrekken een deel van het thuiskomen.)

Onderweg in de stad kom je een vriendin tegen die je al lang niet meer zag. Ze vertelt je een verhaal dat je een beetje droevig (en opstandig) maakt. Je moet vertrekken, zeg je. (Je had nog wel meer willen horen, denk je, maar het is niet anders.)

Terwijl je staat te koken, krijg je het bericht waar je al enkele dagen op wachtte. Dat iemand er niet meer is, je wist het al, nu kun je het ook lezen. (Woorden zien, het verandert de dingen.) Wat al enkele dagen sluimerde, het beweegt in je, merk je.

Je neemt die ene trein, je bent op tijd voor de boekvoorstelling. En het is zo mooi. Je kijkt naar dat stuk ijs, een stuk van de gletsjer. Je luistert naar geluiden van dingen die verdwijnen. (Het is een boek over de liefde, denk je, een ondraaglijke liefde.) Ze schrijft nadien nog iets in je boek, de tekenaar tekent een boom. Je loopt rustig terug naar de trein. Er zijn weinig mensen in het station. (De volgende dag zal de normale drukte weer terug zijn, denk je.)

Een volgende dag. Alle treinen zijn er weer. Iedereen is er weer op het werk. Verhalen.

(Je denkt de hele tijd aan iets dat je zou willen vragen. Het zal voor een andere keer zijn, denk je.)

Die avond. Thuis, en al snel vertrek je weer. Je loopt even verkeerd in het gebouw, tot je hen vindt. De zoon van een collega geeft een concertje. De ruimte is wonderlijk ingericht. Je zoekt een plekje op de grond, tegen de muur. De muziek ademt, als een plek. (Even denk je aan de wereld buiten.) Het is mooi, te zien hoe hij samenvalt met de plek die hij zelf gemaakt heeft.

Een volgende dag. Je werkt thuis, voor de verandering.

Even mag je in die ene vergadering zitten, zoals elke maand. Je loopt door de stad weer naar huis. (Wat wil je buik je zeggen?)

Je probeert de dingen af te werken, moet het ritme van de dingen volgen, en dat is wel goed.

(In de wereld daarbuiten is het blijkbaar een zwarte vrijdag. Er was niet aan te ontsnappen, merkte je de vorige dagen in zoveel reclames en artikels. En het maakt je droevig.)

Je kunt nog een stuk van de studiedag bijwonen. Het doet goed om enkele mensen terug te zien. (Je wilt een verhaal horen, iets over moederschap.) Bij het napraten leg je uit hoe het uitstellen van genot een van je kerncompetenties is. (Waarna die ander dan maar een extra praline neemt.)

Je fietst door de stad voor de weekendboodschappen. Een mooi gesprek aan de kassa.

Je staat te koken, blij dat je weer gewoon thuis bent. (Je vraagt je af hoe het komt dat je zo verdrietig bent. Je kijkt, laat het. Er is iets dat je zou kunnen verlangen nu, al weet je niet wat.)

Een andere dag, vroeg. Je wacht nog heel even op de postbode, zodat je de kranten nog mee kunt nemen.

Een vergadering waar je voor het eerst bent. Je zult er de plaats innemen van een vriend, die je onderweg nog alles uitlegt. Jullie zijn goed op tijd. Je kijkt naar hoe de dingen bewegen. (Misschien is elke vereniging een plek.)

Je loopt door de stad naar je andere afspraak, het jaarlijkse festival. Je zoekt een plekje bij de boekenstand, in de zaal waar later een gesprek zal zijn waar je naar uitkijkt. Je hebt een mooi gesprek met een van de organisatoren. (Zij zal later nog jouw boek kopen.) Iemand komt je zeggen dat je er in het echt jonger uit ziet dan op de foto van je boek.

Wat als gesprek voorzien was, is veranderd in een lezing. De andere spreker heeft zich last minute moeten verontschuldigen. De vrouw op het podium begint aan haar lezing. Als een wervelwind gaat ze door haar presentatie, met veel vuur, van de ene naar de andere redenering. Ze reageert al even snel en flitsend op alle vragen. (De hele tijd denk je: wat een ongelooflijk brein heeft die vrouw…, woew! En je bent ook wel blij dat je haar binnen enkele dagen nog eens opnieuw kunt horen met dezelfde lezing. Jouw beperkte hoofd kan dan misschien nog beter begrijpen wat ze allemaal heeft gezegd.)

Je loopt met een vriendin terug naar het station, of doet een poging. Je moet je wurmen door een eindeloze mensenmassa die als een grote blubber door de straat beweegt. (Het maakt je droef.)

In de trein. De twee kleine jongetjes bij het gezin naast je zijn moe en rusteloos. Het is mooi, hoe de mama en de papa alles doen om hen nog even bezig te houden. De oudste van de twee komt nog even naar je toe, om gekke bekken te trekken.

Het is goed om weer thuis te zijn. (De volgende dag moet je ook weer vroeg op, om een panel te modereren.)

Je zoekt naar trage dingen in het huis, ziet de koffiemolen. In het weekend maal je de koffiebonen zelf. Het is een vorm van wachten. Misschien is het een lege plek, waar je naar kunt kijken.   

Geen opmerkingen: