Een nieuwe week. Je denkt nog aan het mooie concert van zondagmorgen. Hoe die wonderlijke stem en de accordeon om elkaar heen cirkelden.
Je bent alleen op het werk. Het is zo’n tussenindag. Je hapert nog een beetje, ergens in het bekken. (Die ochtend, sok aantrekken, jsakkaaaa!!!, iets schiet in of uit de juiste haak. Even lijkt het of er iets los is, of het heel even stroomt, je krijgt tranen in je ogen. Innerlijke dialoog: blijven bewegen Jean. Pijn of niet, toch maar naar het werk gaan. Stevig doorstappen, proberen een wat salsa-achtige bekkenbeweging te maken tijdens het stappen, er is toch niemand die het ziet.) Het doet nog wat pijn, af en toe.
Op tijd thuis, zodat je op tijd ook weer kunt vertrekken voor de lezing.
Je zoekt een goed plekje in de zaal. (Je had hier ooit nog les, in een vorig leven.) De zaal loopt vol. De auteur komt binnen. Hij antwoordt rustig maar doelgericht op de vragen, zoekt geen veilige omwegen. Wat een mooie mens, denk je.
Een andere dag. De dag dat de oorlog stopte. Je probeert soepel door de stad te stappen naar de plaats van de bijeenkomst. (De salsa is eigenlijk nog steeds suboptimaal.) De mensen komen aan, in kleine golfjes. Je herkent de gezichten van elk jaar. Enkele toespraken. Een koor. (Wat doet ze dat goed steeds, die dirigente.) Elk jaar staan jullie hier. Tot voor enkele jaren was het steeds een ijzig koude dag, dat lijkt voorbij. (Het maakt je een beetje verdrietig.)
Je kijkt nog eens naar de oude foto van de jongen die je ooit was. (Een Jantje.) Ze was bij je zus terechtgekomen, maar reisde terug met jou. Je ziet zoveel. Dat weerbarstige haar dat steeds plat naar voor gekamd werd voor een foto. De golven leggen zich evenwel niet helemaal neer. (Misschien wou de zee je toen al iets zeggen.)
Na de middag, op weg naar het museum in die andere stad. Nog een laatste stuk te gaan in het dikke boek.
Je komt in het museum, je was er nog nooit. Het is heel erg druk, alleszins voor die ene tentoonstelling. Het maakt je een beetje rusteloos. Liever zou je – net als veel anderen – willen dolen door ruimtes die iets leger zijn, met meer stilte tussen jou en die wonderlijke foto’s en die bijzondere schilderijen. De zee is er overal. Het fascineert je. Je voelt de zee, je voelt waar je vandaan komt. En tegelijk is de zee in die foto’s zo onkenbaar. (Misschien duwt ze jouw liefde weg, misschien vraagt ze je te wachten.)
Je gaat ook nog naar de andere zalen, met al die oude schilderijen. Het is er rustig, de ruimtes ademen anders. Je koopt nog het fotoboek en vertrekt weer, iets eerder dan je had voorzien. Je wilt een beetje alleen zijn. De wagon waarin je zit is net iets te vol, net iets te luid (hoewel het de stiltewagon is). Je had even alleen willen zijn met de foto’s, en de zee. Je laat het voor thuis, en leest verder in het dikke boek, dat die avond nog uit zal zijn.
Een andere dag. De kinesiste kijkt naar je bekken en zet alles weer in de juiste haak. Je voelt het meteen. (Misschien zijn er nog allerlei bekkentheorieën denkbaar, maar nu even niet, denk je, en je dartelt naar de trein. Min of meer.)
Die avond is er het panelgesprek. Eerst is er nog de conferentie, waar je de foto’s maakt. Je zoekt hoeken, je zoekt lijnen. (En je kijkt naar de tijd die voorbij gaat.)
(Je denkt, ergens in je huid, aan een kind dat in de wereld zal komen. Je denkt dat het deze dag zal zijn. Het is alsof de rivier je iets zegt.)
Er is nog zoveel te doen, je doet het belangrijkste. In de trein terug maak je de voorbereiding van je tussenkomst die avond. Je loopt nog langs de boekhandel voor een stapel boeken, voor je gasten van die avond. (En tussendoor komen er nog de hele tijd mails, zucht.)
Je bent op tijd in de zaal, de laatste dingen worden voorbereid, de mensen komen binnen, het begint. Het wordt een mooie avond. De man op het scherm is vol lof over de tekst die je maakte. Daarna mag je het panel modereren. (Je probeert het klein te maken, alsof ze nog net iets dichter bij elkaar zitten.) Het gesprek beweegt rustig heen en weer, net zoals je hoopte. Je krijgt veel mooie reacties.
Het duurt lang eer de nacht zich in jou neerlegt.
Een andere dag. Een vroeg overleg. Iets maakt je verdrietig, iets maakt je gelukkig.
Je krijgt een bericht, een kind is in de wereld gekomen. (Je voelt hoe de rivier iets vult in je.)
(Het lijstje is nog steeds lang, dingen schuiven door naar de volgende dag.)
Die avond, een bijzonder etentje. Je zoekt de tafel die voor jou gereserveerd is. Er staat: “Welkom Jan.” Op de tafel daarnaast staat er: “Welkom Janneke.” Het etentje dus. Voor een grote jarige meid. (Je ziet haar groeien, denk je, je mag het zien.) Je kijkt naar het gesprek, hoe het verder beweegt tussen haar, haar mama en zus, en jou. Je probeert iets uit te leggen, over de zin van het leven. (Je probeert woorden te zoeken die je zelf ooit graag had gehoord, denk je, en het is aan jou nu.) Iets ontroert je heel erg. (Iets over plekken.)
De volgende dag. Nog even langs de dokter voor je naar het werk vertrekt. (Toch maar dat onderzoek.)
De vrijdagtekst lijkt wel een stresstest, een lange beweging.
Die namiddag, je hebt twee panelgesprekken te modereren. De zaal is groot, je gasten lijken zo ver weg te zitten op het brede podium. (Je probeert het een beetje kleiner te maken met je stem.) Het gaat goed.
(Het concept ‘vragen uit het publiek’ blijkt ingewikkeld voor sommigen, zoals je had verwacht. Het voorspelbare statement is geen vraag, het is eigenlijk gewoon vermoeiend arrogant. Maar je houdt de pret erin.)
Nog snel even over huis, dat mooie jasje vervangen door een trui. Vertrekken naar je afspraak, er is nog één tafeltje vrij. Een mooi gesprek, je bent erg onder de indruk van de verhalen. Het leven is sterk, gelukkig. (Je bent een beetje moe, zou genoeg nacht moeten laten om de volgende dag nog te doen wat nodig is.)
Een vroege ochtend. Je zou nog enkele uren willen werken aan de presentatie die je die namiddag zult geven.
Je kijkt naar de plant op de tafel. Je probeerde hem te beschermen de voorbije maanden. Het leek min of meer te lukken. Nu niet meer, vrees je. (Misschien is je liefde niet genoeg om iets in het leven te houden.)
Tussen je voorbereiding nog snel even de weekendboodschappen. Je voelt dat je nog een uurtje meer had willen hebben, maar het is tijd om de trein te nemen. Ter plekke pas je nog enkele laatste dingen aan in je presentatie, en dan mag het beginnen. Ze zitten al klaar om naar je te luisteren. Je praat jezelf op gang. (Er is een plek waar je naartoe moet gaan, misschien is dat ook een rivier.) Ze vragen honderduit, je ziet hen denken, terwijl je vertelt. Het is een geschenk.
In de trein terug wil je alleen maar een beetje voor je uit zitten kijken. Op weg naar huis kom je nog iemand tegen die je al lang niet meer gezien had. Het is goed, de dag mag zich neerleggen.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten