22 maart 2008

En terug

Ze was tot het einde van de wereld gegaan, en nu was ze teruggekeerd. Ze had zich voorgenomen om niet dezelfde weg terug te nemen. Het was een helse tocht. Waarom het soms zoveel moeilijker kan lijken om terug te keren, je weet het nooit.

Langs de afgrond van het vergeten was ze gepasseerd. Daar waar de blauwe bloemen staan. Hun geur laat zich verlangen. Net als de rivier die daar beneden ergens zou moeten zijn. Ze had de verhalen gehoord. Hoe het vergeten niet te herinneren is. En hoe je moet oppassen op het stille moment tussen nacht en dag. Dan kun je beter nooit daar zijn.

En dan de vallei van het verschil. Telkens je ogen terugkeerden naar wat ze net daarvoor gezien hadden, was het weer weg. De poortwachter had haar verteld hoe de zoekers van de laatste waarheid nooit waren teruggekeerd. Misschien doolden ze nog rond. Misschien hadden ze zich neergelegd. Wachtend op een dood die geen verlossing kon brengen. Alleen wie kan kijken zonder vast te houden kan doorheen de vallei de andere kant bereiken.

Er was het meer van het verlangen. Goed verborgen door het woud. Ze had er met de nimfen gepraat. Als je lang genoeg in het donker blijft staan, wennen je ogen eraan. En als je dan genoeg gelooft, komen de nimfen naar je toe. Ze nemen je bij de hand, langs de wegen die alleen zij kennen. Tussen bomen en struiken. Tot aan het meer. Ze had zich neergelegd aan de rand van het water. Aan de nimfen had ze gevraagd haar wakker te maken wanneer het tijd was. Ze had lang geslapen.

De wind had haar vergezeld toen ze de vlakte doorkruiste. Omringd door wind was ze. Eerst begreep ze het niet goed, maar toen besefte ze dat de wind zei dat ze zich mocht laten dragen. Ze moest enkel de moed hebben zich achterover te laten vallen, en erop vertrouwen dat ze de grond niet zou raken. Dat deed ze. En de wind nam haar mee. Tot aan de andere kant. Van daar keek ze de wind nog na.

De bergen hadden haar bijna helemaal uitgeput. Alleen zijn had ze nooit erg gevonden. Maar alleen de bergen op trekken, dat was anders. Na enkele dagen ononderbroken stappen liet ze zich neervallen, dicht bij de wanhoop. Ze sloot haar ogen. Het waren de vogels die haar wekten. En haar de weg wezen.

De stad van de duizend gezichten zou ze nooit vergeten. Honderden, duizenden mensen had ze er gezien. Zonder gezichten. Iedereen doolde radeloos rond. In de hoop iemand te herkennen of terug te vinden. Maar het lukte niet, ze waren gedoemd om elkaar niet te vinden.

Er was ook de rivier van de tijd. In het ondiepe stuk ging ze zitten, en liet het water om haar heen gaan. Het water was aangenaam fris. Het voelde als een zachte geurige olie, die haar huid heelde. Ze stond op en zag haar spiegelbeeld in het water, voor het eerst.

Aan de tempel van de aarzeling had ze gesproken met de passanten. Ze waren steeds onderweg. Steeds hopend dat ze op tijd zouden zijn, als het moment daar was. Welk moment dat was, konden ze niet zeggen. Maar als het zo ver was, zouden ze er als eersten zijn. Daar waar ze als eersten moesten zijn, om niets te missen. Zij was blijven staan, terwijl de anderen voorbij gingen. En alleen daardoor had ze de woorden op de tempel gezien.

De zee had haar ontvangen in haar schoot. Die nacht toen ze overvrouwd werd door eenzaamheid. Ze droomde van forse mooie lichamen waarin ze zich kon verstoppen. Maar toen ze wakker werd, was ze alleen op het strand. De zee raakte haar tenen aan, en vroeg haar in het water te komen. Haar tranen verenigden zich met de rest van het water. En het was goed.

Het laatste stuk, steeds dichter bij de bekende wereld, was misschien nog wel het moeilijkste geweest. De beelden vielen als een puzzel in elkaar, bij elke stap. Misschien had ze gehoopt dat alles veranderd zou zijn. Misschien had ze gehoopt dat ze zou verdwalen in wat ze zo goed kende. Maar alles was er nog.

Ze lachte toen ze me zag. Het duurde lang eer ze een woord zei. Ze duwde haar kleed aan haar schouder naar beneden en liet me haar huid zien. Kijk maar, zei ze. Hier is het. Hier ben ik.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.

Jan, toch,


Hoe dikwijls
zal ik dit nog moeten lezen ...

Wie ben jij toch?

.