16 maart 2008

Wat

‘Zo?’
‘Ja, zo is het goed.’
‘Je had het ook eerder kunnen zeggen.’
‘Het geeft niet, het is goed zo.’
‘Je ziet er moe uit.’
‘Ja? Dat zou wel kunnen.’
‘Waar denk je aan?’
‘Wil je dat weten?’
‘Ja. Nu we hier zijn, is alles goed.’
‘Of je ooit weet of je de goede dingen doet. Wat moet je doen, om de goede dingen te doen. Dat zou ik willen weten.’
‘Waarom is dat zo belangrijk voor jou?’
‘Ik wil het gewoon weten. Misschien wil ik zelf de goede dingen doen. Dan denk ik aan hoe het was en hoe ik de dingen deed.’
‘Volgens mij kun jij er wel op vertrouwen dat de dingen goed waren. Je hebt de tijd niet zomaar voorbij laten gaan. Je hebt gekozen. Zo heb ik het toch gezien.’
‘Is dat zo? Misschien is het wel zo, als jij het zegt. Ik weet het nooit.’
‘Ik denk dat je te hard bent voor jezelf. Het is niet nodig, het helpt je niet.’
‘Vaak weet je hoe je de dingen zou willen doen, en besef je tegelijk hoe je de dingen, maar, kunt doen. En tussen die twee beweeg je altijd. En altijd lijkt het alsof je voeten in de modder gezogen worden. Je zou even willen nadenken wat je beste volgende stap zou kunnen zijn. Maar voor je het beseft, is er weer een moment voorbij gegaan. Elk moment is belangrijk. Hoewel ik niet van het woord houd, zou je kunnen zeggen dat elk moment een keuze is. Je bent er telkens in geworpen. En het komt nooit meer terug.’
‘Soms lijkt het wel alsof je steeds een soort oordeel verwacht. Alsof je elke dag examen moet doen.’
‘Misschien heb je wel gelijk. Maar het blijft me bezig houden. Op een of andere manier zou ik willen weten welke verhalen er over mij zullen verteld worden als ik nu zou sterven.’
‘Ik wil niet dat je dat zegt, dat weet je.’
‘Ja, ik weet het. Ik bedoel het niet slecht. Het heeft iets met te korte armen te maken. Door allerlei dingen word je in het leven geworpen met armen die soms te kort zijn. Het duurt lang eer je dat helemaal zo ziet of kunt zien. Het kan lang pijn doen, te weten dat je de hele tijd zoveel dingen niet kon. Je kon je niet vastklampen, aan een boom of een ander. Je kon niet wegkruipen als het stormt. Je kunt andere dingen doen, met die armen, dat wel. Maar je beseft na een tijd ook dat ze te kort zijn om de afstand met de anderen te overbruggen, wanneer ze jou nodig hebben.’
‘Weet je, ze zijn goed, jouw armen. Ze zijn echt goed. Je beseft het misschien niet, maar je geeft er heel veel mee. Er zijn veel mensen die veel geven om jou. Ze zouden je niet willen missen. Kun je dat niet gewoon aanvaarden?’
‘Soms vraag ik me af hoe het zou geweest zijn als…’
‘Ik denk dat je dat wel weet. Je zou het goed gedaan hebben. Weet je, je hebt de kans om sommige dingen te doen stoppen. Ze zouden het nooit geweten hebben. Ze zouden jou alleen gezien hebben zoals jij voor hen was. En dat zou je geweest zijn.’
‘Dat is mooi.’
‘Hoor je dat?’
‘Ja, ik luister er graag naar. De stemmen. Ze horen bij het landschap.’
‘Ik zou soms willen weten hoe mijn stem klinkt. Hoe ze zou klinken als ik ze zo van op een afstand zou horen.’
‘Als je rustig bent, heb je een stem die hier heel goed bij zou passen.’
‘Ja? Dat zou mooi zijn. Zou je er dan ook naar luisteren?’
‘Natuurlijk, wat dacht je.’
‘Soms zie ik mezelf voorbij gaan. En soms is het mijn jongere ik, en soms mijn oudere, zoals ik nu ben. En dan vraag ik me af wat ik nog had kunnen doen. Ergens een zijweg nemen. En waar ik dan terecht zou zijn gekomen. Ik denk dat ik altijd wel wilde bewegen. En volgens mij wil jij vooral blijven staan, omdat je zou willen weten of je wel op de goede manier staat. Alsof elke beweging uit elkaar is getrokken tot een oneindig aantal momenten van stilstand.’
‘Ik droom altijd wel van de rivier, maar als het erop aankomt, ben ik daar nog lang niet.’
‘Ik denk dat je al meer een rivier bent dan je zelf beseft. Jij weet tenminste dat je een rivier zou willen zijn.’
‘Hoewel het soms misschien beter is niet te weten. Niet gevuld worden met vragen of met het besef van alle momenten waarop je niet wist. Zonder het te weten de goede dingen doen, hoe mooi zou dat zijn. Ik denk dat jij er beter in bent.’
‘Dat weet ik niet. Misschien is luisteren wel genoeg. Hier, luister maar.’
‘Ja, misschien is luisteren wel genoeg.’

Geen opmerkingen: