19 maart 2008

Uit de wind


Ik sta aan de tafel. Het hout voor mij. Dit is zijn plek. Hij kijkt mee over mijn schouder. Ik probeer me traag te concentreren. De schroefjes liggen daar, in die schuif. Het verbaast me dat ik zoveel lijk te weten liggen. Mijn handen trillen bijna. Alles wordt in elkaar gezet. Het is nog niet goed. Weer uit elkaar. Voorzichtig loop ik om de tafel heen. Ik ben hier niet alleen. Zij zijn er ook. Zij willen hier ook zijn. Kijken en aanraken. Hoe ik het vind om hier te zijn, wordt me gevraagd. Het is te vroeg om te antwoorden. Nog voor de woorden. Ik kijk hoe zij bewegen doorheen de ruimte. Even zou ik alleen willen zijn. Alleen hier. Maar het zou niet eerlijk zijn. Maar niet te snel te veel zeggen, dat zou moeten kunnen. Er is nog te veel hier. Het zal er wel altijd zijn. Maar het is nog niet klaar voor het niet meer terugkomen.

Hoe je, als het even stil is, even naar het raam kunt lopen. Nauwelijks de vloer betastend. De anderen zijn daar beneden. Het is middag. En alleen maar kijken naar de magnoliaboom. Tot het weer even genoeg is. Je kunt teruggaan, naar waar er verder gewerkt zal worden. En weten dat daar, achter je rug, de magnoliaboom nog is. Doorheen je rug, doorheen alles wat nog voorwoord is, komt de boom. Gewoon als zichzelf. De boom hoeft niets. Hoe je zo nooit alleen bent.

De televisiebeelden over de schrijver die niet meer is. De dood blijft steeds in de buurt. Het is eindeloos droef, en mooi. Verdwalen in de woorden, als je in woorden wilt leven. Hoe tragisch het lot je kan raken. Leven in het leven dat je ontglipt. En weggaan als er nog net genoeg woorden zijn. Ik buig het hoofd.

De trein zal bijna komen. Het meisje komt het perron opgelopen. Of de trein die komt wel zeker naar Leuven gaat. Ja hoor. Maar heel zeker? Ja hoor, kijk maar, daar staat het op het bord aangekondigd, daar staat het woord Leuven. Maar je bent toch wel echt zeker? Ja, ik ga er zelf ook naartoe. En Leuven, dat is toch zo en zo en zo? Ja hoor. En is het de eerste halte? Nee, de zoveelste. Maar de trein gaat toch echt, zeker naar Leuven? Ja, ik zei het al, ik moet er zelf ook naartoe. Ik zal dan maar in jouw buurt komen zitten, dan gaat er zeker niets fout. Ja, dat is goed. Een ander meisje komt aangelopen. Of de trein ook stopt in Kortenberg? Ja hoor. Dan is het goed. (Stel je voor dat de trein ineens naar Zanzibar zou rijden, ze zouden mij de schuld geven…)

Alsof er een muur van het huis weg is. Hij was er altijd. Je hoefde niet te gaan kijken. Misschien was het beter geweest om wel te gaan kijken. Maar de muur was er gewoon. Ook al wist je het niet, je kon altijd uit de wind gaan staan. En nu de muur weg is, voel je de wind. Daar waar jij staat. Je hebt alleen je eigen lichaam om het warm te maken daarbinnen.

De tuin gaat rustig door. Het leven onttrekt zich aan zichzelf. Uit het verborgene. Naar het zichtbare. Je zou het kunnen horen als het stil genoeg was. De knoppen hebben geen woorden. Ze concentreren zich op hun in de wereld komen. Als een goed voorbereide dans. Als een antwoord op een vraag die niet gesteld is.

De slaap komt niet. Weer eens niet. Half verdwaasde dromen. In het niemandsland. Nog te ver af van een lichaam dat zich geeft. Er lijken meer mensen op straat. Ze praten luider. Het koppel heeft net nu weer gekozen voor een van de terugkerende ruzies. Met overslaande stem, een lange tirade. En dan de deur die slaat. Opnieuw beginnen. De tijd opzij schuiven. Al wat niet begrepen was, het maakt niet meer uit. Het lichaam reageert dankbaar. Het wordt stil daarbuiten.

Het papiertje in mijn hand. Hij was het gaan zoeken voor mij. Een verre voorouder. Met dezelfde naam. En daarom heet ik zo, waarschijnlijk. Ik kan het hem niet meer vragen, maar ik vermoed dat het de vader van de vader van de vader van de vader is. Ze staan daar allemaal, naar mij te kijken. Een beetje onwennig. Met dezelfde schuchtere blik. Ooit zal ik naast hen gaan staan.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
De trein is altijd
een beetje twijfelen ...

.
Het leven ook ...
.