05 april 2008

Dwars

De verschillende technieken voor het weer droog krijgen van een broek na het fietsen in een stevige regenbui. Er is de uitdoentechniek en de aanhoudentechniek. Als het nog niet heel warm is, kies ik meestal voor de aanhoudentechniek. Is ook erg duurzaam qua energie-efficiëntie. Geheel met eigen lichaamswarmte en zonder te bruuskeren. Nadeel is dat bij een wat zwaardere jeans met het drogen ook de warmte uit de benen vertrekt. In het kader van de koppigheid kan gedurende het proces de ene techniek niet door de andere vervangen worden. Wat ook bevorderlijk is voor het voeren van hevige debatten met mezelf.

Voor het opstappen in de trein jezelf zien in het raam. En schrikken dat het spiegelbeeld zo grijs geworden is. Veel grijzer dan vanmorgen in de spiegel thuis. Hoewel. Is er wel goed gekeken in die spiegel? Zou het treinglas meer gelijk hebben? Als je lief bent voor je spiegel, is die ook lief voor jou. De spiegel thuis krijgt elke dag de laatste geheimpjes. De ontboezemingen. De twijfels en verlangens. En ook de momenten van in de plooi vallen. (Zou je gemakkelijker in de plooi vallen als er meer plooien zijn? In dat geval kan het met het ouder worden alleen maar beter gaan. Maar dat is een andere discussie.) Die spiegel is deel van het complot, of beter: het geheime genootschap. En daar krijg je ook iets voor terug. Of was dat toch een vergissing?

Tijdens het concert overkomt het me weer. Een déjà vu. De trompettist komt het podium terug op. Begint een zin. En vanaf het eerste woord weet ik welke twee zinnen er zullen volgen. Gedroomd ooit. Of gedroomd dat het gedroomd is. Maar waarom steeds tijdens concerten?

Over opruimen. En waarom het soms zo moeilijk is. Zeker kleren. Zelfs eenzame sokken die hun tweelingsok verloren aan een zwart gat in de kosmos. Hoe dat kan, zal altijd en eeuwig een mysterie blijven. En zo hoort het ook. Zelfs die sokken. En dan nog alle andere stukken kleding. Hevige discussies. Waar je jezelf therapeutisch doch vastberaden toespreekt. En zo klaar maakt voor het opruimmoment dat zal komen. Dan of dan. En hoe genadeloos het dan zal zijn.

Op de radio een uitgebreide toelichting bij het amoureuze gedrag van de octopus. Heftig. Wat een opluchting dat ik toch maar geen octopus ben. Loopt uit in een gesprek over alle soorten dieren, in het diepste van de diepste zeeën, die we niet kennen. Hoe geruststellend het is dat we die niet kennen. Er is bijna iets van troost in het besef van het niet kennen. Moge al die dieren nooit ‘ontdekt’ worden. Maar alleen maar zijn. Zonder ooit gecatalogeerd te zijn. Zonder ooit een naam gekregen te hebben. Laat dat mysterie vooral blijven. Hoe eindeloos interessant het ook zou zijn. Buiten het domein van het weten blijven. En zo buiten de erfzonde.

Waarom sommige woorden niet de jouwe kunnen zijn. En waar ze dan wel zijn. Je kunt eraan denken. Je kunt ze zien in je hoofd. Je kunt ze horen uit de mond van een ander. Of lezen in de tekst van een ander. Ze zijn niet ongekend. Maar ze kunnen niet in jouw zin staan. Hoe je ook probeert. Je kunt jezelf opleggen een woord te gebruiken. In een gedicht. Maar het zal niet lukken. Het laat zich als een groot blok graniet niet verplaatsen. En als je toch, met gesloten ogen, je hand de opdracht geeft de letters van dat woord na elkaar op te schrijven, kan het alleen maar geschrapt worden. Zou er een keuringscommissie in je hoofd zitten? Die hoopjes maakt. Kies daar maar eentje uit. Nee, die niet, daar moet je afblijven.

Hoe het nu met je gaat? Of het al een beetje gaat? De vraag komt naar je toe. En terwijl je iets probeert te zeggen bedenk je dat je misschien beter een antwoord had voorbereid. Voor als die vraag weer komt. Bestand tegen verschillende gradaties van dichtbijheid. Misschien met enkele varianten. Omdat je eigenlijk wel zou willen antwoorden met de fragmenten zoals die in je hoofd rondzwerven. Maar toch maar niet. Niet dat het antwoord dan uiteindelijk ontwijkt. Het is alleen meer verwoord dan het is. Het is ook sneller voorbij.

Geen opmerkingen: