12 april 2008

Schrijven

Waarom je schrijft. Die vraag werd enkele keren gesteld. Alsof je zou kunnen antwoorden op zo’n manier dat het aan te raken is.

Uit verlangen naar de woorden. Het kan je overvallen wanneer je het niet ziet aankomen. Het kan uren of dagen net onder je huid bewegen. Het verlangen. Je kunt dromen van woorden. Als mensen zonder gelaat. Die vragen om aangeraakt te worden. Als je hen zou bereiken, zouden de woorden stoppen. Ze zouden zich even in zichzelf terugtrekken. Het zou even genoeg zijn. Maar in die droom lukt dat nooit. Verweesd is de enige manier van zijn. Zo zal het altijd blijven. Dichter dan schrijven kun je er niet bij komen. Heel even, en heel af en toe krijgt het verlangen een antwoord. Het daalt in je af. Langs je rug en tot aan je dijen. Tot het weer ontsnapt. En je achterblijft met woorden als zerken. Je kunt je vingers diep snijden aan het graniet. In dit tekort rust er weinig troost.

Om te zoeken naar de woorden. Ze bewegen in je lichaam. Ze zijn er steeds. Maar je weet het niet. Ze wachten misschien wel. Of hebben zich geoefend in ontsnappen. Je zou er tegenaan willen liggen. Met je neus het terrein verkennen. Je zou willen vragen of ze nog even tijd hebben. Of ze even willen wachten. Tot je er genoeg hebt. Tot je de tafelschikking helemaal hebt bedacht. Maar dat doen ze nooit. Zelfs niet op een zomeravond als de zon het eeuwige keren ondergaat. Je hebt je te schikken. Het is niet anders. Schrijven is wachten. De woorden zoeken de woorden. Zoals de spiegel het lichaam. Je zou kunnen zeggen dat zoeken minder erg is dan vinden. Dat die onrust meer verlichting in zich heeft dan de bestemming. Je zou het willen kunnen geloven.

Om te verdwijnen in de woorden. De verhalen waren er altijd al. Nog voor ze ooit ontsluierd waren. Als je geduld hebt, laten ze zich door jou bij de hand nemen. Je kunt hen neerleggen op het witte laken. Waar nog net daarvoor niets was, enkel verwachting, zijn nu de lijnen. Alsof het alleen zo had kunnen zijn. Je kijkt. En kijkt. Je beseft niet eens dat je al even niet meer op de loop bent. Dat even alles is gaan liggen. Dat je zo lang het duurt alleen maar daar kunt zijn. Alleen maar daar moet zijn. Ontvreemd en bevrijd van zwaartekracht. En hoe het bekeken worden zou mogen. Je zou de woorden kunnen aanraken. Alsof ze nooit geschreven waren.

Om terug te keren na de woorden. Er is altijd een na de woorden. Zo lijkt het toch. Ook al is het niet meer dan even je ogen sluiten. Raak me niet aan. Nu even niet. Of de implosie zou niet te vermijden zijn. Het na de woorden laat zich wensen. Nog voor het schrijven begint. De woorden zijn onvermijdelijk. Soms zou je willen dat je geen woorden nodig hebt om tot de woorden te komen. Je kunt pas alleen zijn na die eenzaamheid. Je kunt het niet ontweten. Schrijven laat zich niet vergeten.

En om te zeggen dat je het niet weet. Kan het schrijven bestaan zonder gelezen te worden? Kun je zijn zonder gezien te worden? Het schrijven roept niet om gelezen te worden. Enkel de tekst laat zich lezen. En dan nog.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

"L.S.

Brieven - zou men kunnen zeggen - zijn altijd aan iemand gericht, of het zouden fictieve brieven moeten zijn (maar zijn die niet, op hun beurt, aan een fictieve lezer gericht?). Meisjes van veertien doen het, jonge dichters doen het, gevestigde schrijvers doen het: ze richten hun ontboezemingen tot een imaginaire jij-persoon, aanbeden maar onbereikbaar, met pathos aangeroepen maar nooit tot antwoorden geneigd - de onbekende Lieve Schat van veel, goede en slechte, lyriek. Maar niet álles wat geschreven wordt is op deze manier ‘gericht’; in veruit de meeste literaire teksten ontbreekt de grammaticale vorm van de aanspreking. Betekent dit dat de lezer er wérkelijk afwezig is - of moet, op de een of andere manier, iedere geschreven tekst worden begrepen als een soort ontaarde brief (een kettingbrief, een ‘open’ brief, een geheime brief, een gestolen brief)?

Sommige mensen gaan in het schrijven van brieven heel ver; de aangesprokene bestaat alleen bij wijze van briefhoofd, voor de rest gaat het uitsluitend over de schrijver zelf, over zijn gevoelswereld, zijn omgeving, zijn belevenissen, zijn gedachten en zijn dromen.
"

Uit "Een verlangen naar ontroostbaarheid".

Hieraan moest ik denken, Jan.

.