06 april 2008

Een verre reis


Het is een verre reis. Zou je kunnen zeggen. Net de grens over verdwijn je in het ritme van het landschap. Hoe vlak het daar is. Je dacht dat het vlak was waar je vandaan kwam. Maar daar is het nog anders. En het water. Er is alleen het landschap daarbuiten. En het boek hierbinnen. De woorden die zich laten lezen. En je adem die ze met elkaar verbindt.

De terugreis is altijd anders. Dit keer met de rug naar het land van bestemming. Om beter terug te kijken naar het land dat verlaten wordt.

Het boek is bijna uit, bij de laatste overstap. Er zijn nog de laatste woorden. En de weemoed die daarbij hoort.

Geesten die je komen bezoeken. Ze zijn er in het boek. Het laatste stuk van de reis roerloos zitten. Met het boek onder de handen. Het is nog warm.

De geesten zijn er. Ze zijn er altijd. In het landschap van je hoofd. Waar je jezelf hebt samengeraapt uit de fragmenten van een leven. Ze bewegen er vrij. Ze hebben alle tijd. Ze houden van verhalen. Het vertellen, steeds weer, steeds anders, is wat de fragmenten met elkaar verbindt. Zoals het kleine meisje in het boek, dat met een bolletje touw iedereen en alles met elkaar verbindt in de kamer. Zodat iedereen verbonden is.

Ze zijn er. Soms kun je ze opzoeken. Je kunt ze tegen je aan trekken. Blijf bij me, nu even, voor zo lang het duurt.

En alles wat je niet over hen weet. Misschien drijven we langs elkaar. Zien enkel de stukjes die boven het oppervlak uitsteken. Je zou hun verhalen willen kennen.

Het houdt nooit op. Het verhaal stopt nooit. Je moet telkens opnieuw vertellen. Telkens opnieuw de stukken aan elkaar rijgen. En steeds meer zie je hoe de verhalen van de anderen het garen zijn dat je daarvoor nodig hebt.

Soms zou je willen roepen. Waarom ben je weg? Waarom ben zo snel en langs de achterdeur vertrokken?

En je eigen geesten zijn daar ook. Halve of hele levens doe je erover. Om met hen te vechten en weer vrede te sluiten. Maar ze blijven altijd bij je. En ergens onderweg, ongemerkt, zijn ze veranderd. Ze lopen gewoon naast je. En het is goed zo.

Er zijn verhalen die wachten om ontsluierd te worden. Van hen die er altijd al wel waren. Ergens in het landschap. Maar van wie je het verhaal niet kende. Het leek niet belangrijk. Maar de tijd gaat verder. Er is minder over. De verhalen ontbreken.

Misschien is het tijd om iedereen te vragen: vertel alles wat er te vertellen valt. Spreid de woorden zachtjes en met tedere vingers uit. Er is plaats genoeg.

Misschien is het tijd om je plek in te nemen in het landschap. Of gewoon te zien dat je daar altijd al was.

Welk verhaal zouden anderen over jou vertellen, als de tijd daar is? Welk landschap zouden zij zien? Hoe zouden de verhalen aan elkaar grenzen en in elkaar overlopen?

De reis is weer voorbij. Je komt thuis. Ergens in het landschap van de bestemming is een kruisje gezet. Hier is thuis. Van hier kun je vertrekken en weer aankomen. Van hier kun je zwerven.

Het wordt langzaam donker. Je kunt de reis even neerleggen. Voor vandaag is het goed geweest. Nu is het tijd om stil te staan. Wachten tot alleen nog de adem overblijft. Tijd voor een kleine buiging.

Geen opmerkingen: