20 april 2008

Where Will I Be



‘Hoor je die muziek?’
‘Ja, maar waar ken ik het van?’
‘Het werd eerst door een vrouw gezongen, en nu door een man. Ik vind ze allebei erg mooi.’
‘Het past wel bij jou. Ik zie het aan hoe je kijkt, als er muziek is.’
‘Het is raar, hoe alleen jij zoiets zou kunnen zeggen. En dat na al die tijd.’
‘Moeilijk is het niet. Ik heb het denk ik altijd wel gezien.’
‘Ik zal altijd blijven denken dat ik te weinig gezegd heb. Te weinig gedaan.’
‘Het is niet zo, en dat weet je. Alleen jij denkt er zo over.’
‘Ik weet dat jij er zo over denkt, en dat is heel bijzonder. Zelf kom ik er niet van af, van die gevoelens. Maar het geeft niet. Dat is gewoon mijn verhaal.’
‘Je hoeft je er alleszins niet door te laten raken. Het gaat goed met mij.’
‘Kijk, zie je dat hier? Zo ben je toch nog altijd bij me.’
‘Dat is lief.’
‘Ik wilde zo veel voor jou, wist je dat?’
‘Ja, ik wist het. Al zei je het niet altijd. Het is mooi dat je dat wilde. Maar de dingen zijn wat ze zijn, het is niet anders.’
‘Het is uiteindelijk zo’n raar primair gevoel, de drang om een ander te willen beschermen, om al het kwaad af te wenden, en alles wat ooit fout was weg te kunnen nemen. En telkens te voelen dat je faalt.’
‘Ik denk niet dat je gefaald hebt. Met dat woord kun je niets.’
‘Ik weet het, maar het lukt niet altijd om het anders te zien.’
‘Misschien moet je gewoon naar de zonsondergang kijken, zoals nu. Jezelf neerleggen. En straks kijken naar hoe de zon weer opkomt.’
‘Hoe kun je dat?’
‘Ik denk dat er een moment komt waarop je ophoudt met vechten. Toch met sommige gevechten. Om je beter te kunnen concentreren op andere.’
‘En heb je het gevoel dat het je gelukt is?’
‘Af en toe wel. Dan lijkt het even alsof niets me nog kan raken.’
‘Ik heb me vaak afgevraagd of ik het zou kunnen zoals jij.’
‘Zeker weten. Daar ben ik heel gerust in.’
‘Weet je nog hoe je het je vroeger voorstelde dat het zou zijn, ouder worden?’
‘Nee, ik weet ook niet of ik het me voorstelde.’
‘Ja hoor, ik weet het nog.’
‘En, was het een droom?’
‘Ja, en in die droom was het heel rustig.’
‘Misschien droomden we dat toen wel allebei. Maar jij bent niet helemaal rustig, en je zult dat ook nooit zijn, denk ik.’
‘Evenmin als jij.’
‘Gelukkig maar.’
‘Het is goed om hier nu te zijn. Het is een mooie avond, en het betekent veel voor mij.’
‘Ik ben blij dat je gekomen bent. Eigenlijk kom je wel altijd terug op een of andere manier.’
‘Dat is de bedoeling.’
‘Ik weet nog hoe we daar zaten. Jij met het kind in je armen. Hoe je aan me vroeg wat je moest doen.’
‘Ja, zo was het. Je vertrouwde het allemaal wel, en zo vertrouwde ik het ook.’
‘Je deed dat goed. Je hebt een buik waar kinderen rustig van worden, dat zag ik toen al. En je kijkt hen altijd recht in de ogen.’
‘Maar het leek altijd zo alsof jij het allemaal al wist, en alsof ik alles nog moest leren.’
‘Misschien moest je wel iets ontleren, om het te kunnen.’
‘Ja, dat is waar. En toch ging ik weg.’
‘Misschien was dat toen wel het enige wat je kon doen.’
‘Nog lang daarna wilde ik dat ik iets voor je kon doen. Maar misschien maakt dat nu niet meer uit.’
‘Nee, het maakt niet meer uit. Daar hebben we geen tijd meer voor.’
‘Is het dan genoeg om af en toe naar de zon te kijken, om te zien hoe ze ondergaat?’
‘Ja, dat is genoeg voor mij.’
‘Maar dan gaan we dat nog wel heel vaak doen natuurlijk.’
‘Natuurlijk.’

Geen opmerkingen: