07 augustus 2011

Hoe stil het wordt



Helemaal verdwijnen in het boek dat je aan het lezen bent. Het boek beweegt op de rand van een werkelijkheid, zo lijkt het wel. Buiten zitten, genoeg beschut, en de regen naast je voelen en horen.

Hoe het zou zijn als je de pijn zou kunnen laten verdwijnen, en je alleen als langzaam stromend water over zou blijven.

Hoe woordeloos je kunt zijn bij de dood van een ander. Je zit in de kerk te luisteren hoe zoveel mensen mooie woorden delen voor die dierbare persoon die er niet meer is. Ze hebben moed. De woorden zoeken hun plek in de ruimte, waar de afwezigheid zo hevig is. Zo maken ze aanwezigheid. Je kunt alleen maar je hoofd buigen. Als na de dienst iemand je een vraag stelt en een gesprek begint, is het alsof je elk woord van heel ver naar je toe moet halen.

De verhalen blijven in je buurt. Ze bewegen voorzichtig op en neer, zoals het water, dat teder het land betast. Ze hebben het over zoeken, en niet weten. De verhalen zoeken elkaar, alsof er ergens een patroon zou kunnen zijn.

De mama zit met haar twee kindjes in de rij voor je. Het concert gaat zo beginnen. Er is enig gewiebel in de klapstoel. Er is rondkijken. Er is gefluister. Er is een vinger die sssjjjt vraagt, van de mama en de oma. De pianist speelt de twee sonates. En je kijkt van de piano naar de rij voor je, en weer terug, en weer. Je herinnert je nog het eerste concert waar je als kind mee naartoe genomen werd. Zou jij toen ook zo stil geweest zijn?

Je hoort de man trots praten over zijn kleine meid. Hij gaat maar door. Je stelt je voor dat de andere man naast hem de hele tijd zit te knikken.

De stilte in het huis doet je trager bewegen. Je weet heel even niet wie je zou willen zijn nu, en bij wie.

Er is een verhaal over de kinderen. Je weet de antwoorden niet. De vragen zijn al moeilijk genoeg. En ook dat is goed.

Terwijl je door de straat loopt, en je best doet om traag te stappen, denk je aan de muziek die je hoorde enkele dagen eerder. Hoe de piano en de gitaar voorzichtig om elkaar heen bewegen, en om die stem. Hoe ze elkaar af lijken te tasten. Hoe je anders gaat bewegen.

Erg vroeg op. Je zit aan de tafel te eten, met de krant. Het grote raam open voor de ochtendlucht. Je bent nog traag. Daarbuiten is er al veel bedrijvigheid. Mannen lopen fluitend heen en weer. Er zullen vloeren worden gelegd, muren geplamuurd, en kabels en stopcontacten aangesloten. Misschien houden zij van een andere stilte.

De kleuren van de schilderijen aan de muren van het museum. En de doorkijkjes. In de achtergrond zie je een landschap. Daar gebeuren dingen, schijnbaar argeloos. Later denk je aan een gedicht van Auden.

Die ene mug neemt haar tijd om je kamer te verkennen in het donker. Uiteindelijk lijkt ze toch geen zin in jou te hebben. Misschien ben je niet zoet genoeg voor haar.

En al wat je niet gezegd krijgt over al het falen. Misschien moet je alleen maar een andere richting uitkijken terwijl je spreekt. Misschien is dat genoeg.

Geen opmerkingen: