05 augustus 2011

Je moet toch wat

Ze zat naast me in het halletje van de trein. De trein kwam van de kust, vooravond, en zat dus volgepropt met iets oudere mensen, lichtjes rood aangelopen, door de zon, of het aantal trappisten, dat kan ook. En dan kies je voor het halletje, waar je probeert om toch een klein beetje comfortabel te zitten op de grond.

Zij zat daar ook. Ornella, zo heette ze. Dat blauw stond haar wel goed. In het kader van mijn dagelijkse goede daad, en ter verbetering van mijn karma, zei ik het haar ook. Dat dat blauw haar goed stond.

‘Vind je dat echt? Dankjewel. Mijn vriendin vond het maar niets. Veel mensen denken altijd dat die lesbo’s zo geweldig harmonieus zijn en zo, maar dat is toch niet altijd het geval. Wij kunnen het geweldig goed met elkaar vinden, als het gaat over de keuze van het dessert, over welke massageolie je wanneer het best gebruikt, over welke bootlegversie van You’re a Big Girl Now de beste is en ook over lingerie met kant. Maar kleuren, dat is echt hopeloos. Zij wou dat ik paars of bruin zou dragen, en die kleuren staan me echt helemaal niet, dat zie je toch zo.’

Die laatste stelling moest ik bevestigen, je zag het inderdaad zo. Blauw kan ook tegenvallen, maar dit blauw was echt heel goed, het paste geweldig bij haar zwarte haar.

‘Om haar een plezier te doen, was ik mee gegaan naar de zee. Voor die enkele dagen. Maar vandaag was het wel goed geweest, en ik ben al maar vertrokken. Ik zag het niet meer zitten, nog een dag langer daar. En dan kom je op zo’n trein vol met van die oude mensen. Ik heb daar niets tegen hoor, maar het leek even of ik mezelf daar zag zitten, binnen dertig jaar of zo, en natuurlijk helemaal in het bruin. Dus kwam ik maar in het halletje zitten.’

Terwijl ze vertelde, kwamen er lange rijen Spaanse studenten, Italiaanse toeristen en Duitse nonnen door het halletje geschoven. Allemaal vruchteloos op zoek naar hopen lege stoelen die zich ergens stiekem zouden ophouden, zo hoopten ze. Even later kwamen ze allemaal ook weer terug, om hetzelfde in de andere richting nog eens te proberen.

‘Weet je, mijn vriendin Abigail is echt wel geweldig hoor. Ze is lief, praktisch, georganiseerd, en man man man, wat een lijf heeft ze. Toen ik haar de eerste keer zag, kreeg ik echt knikkende knieën. Het werd ijl in mijn hoofd, en het heeft nog dagen geduurd eer ik een woord tegen haar durfde zeggen. Zij had het natuurlijk al lang door. Ze zeggen dat altijd, dat vrouwen alles al lang door hebben. Maar wat dat betreft ben ik wel een slechte vrouw, ik zie zo’n dingen niet. Dat is een beetje zoals mannen. Die denken altijd dat een vrouw niet merkt wanneer ze naar haar borsten zitten te staren. Lekker wel dus. Naar het schijnt. Maar goed, Abigail is een schatje.’

Waarom ze dan toch al was vertrokken, vroeg ik voorzichtig.

‘Ze is zo goed, in alles, buiten die kleuren dan. Ze zorgt zo goed voor mij. Als je mij te lang alleen laat, dan gaat het telkens weer fout. Maar zij zorgt er altijd voor dat ik niet uit elkaar val. Maar soms, soms moet ik heel even heel hard weglopen. Anders ga ik me schuldig voelen, omdat ik zo’n rampgeval ben. Ze weet wel dat ik zo ben, ze kent me ondertussen al lang. En vanavond bel ik haar wel even, om haar weer gerust te stellen. En dan dromen we vannacht wel van elkaar. Morgen komt zij ook terug van de zee, en dan vallen we in elkaars armen. Zo gaat dat altijd. Ik zorg voor lekker eten en champagne. En zij doet een uur lang alsof ze heel boos is, en dan moet ik haar weer helemaal winnen. Zo gaat het altijd. Maar dat is pas morgen natuurlijk.’

Wat ze dan vanavond nog zou doen, wilde ik graag weten.

‘Ik twijfel nog een beetje. Ofwel ga ik nog de stad in. Dan ga ik ergens in een donker café aan de toog zitten, bij voorkeur tussen van die stoere mannen. En dan Duvels drinken. Ofwel blijf ik thuis. Op de bank, met een dekentje, een bak chips, en dan kijken naar P.S. I Love You. Ken je die film? Heb ik al wel tien keer gezien denk ik. Over die vrouw van wie de grote liefde sterft, en dan blijkt dat hij tien brieven heeft geschreven voor haar, voor hij stierf. En janken natuurlijk dan, daar op de bank, wat dacht je. Weet je, een hele tijd geleden waren Abigail en ik een tijdje uit elkaar. En toen zag ik die film, en ik dacht: die film had ik zo graag nog met haar gezien. Ken je dat? Zo van die dingen waarvan je beseft dat je die nog graag zou hebben gedaan met je verloren liefde.’

Dat kende ik zeker, zo van die dingen. Of ze die film nu al samen gezien hadden?

‘Nee, ik durf niet, en ik weet niet waarom. Het is raar, maar toen we uit elkaar waren, was die film zo’n beetje een symbool, van iets waar ik erg naar verlangde. En toen ze dan terug was, was het ineens alsof ze zou weggaan als we samen naar die film zouden kijken. En dus hebben we het nog niet gedaan. Maar misschien moeten we het toch stilaan eens proberen. Als ze niet wegloopt, dan zit het zeker goed tussen ons. Maar eerst wil ik hem zeker nog een keer alleen zien, om zeker te zijn, of zo.’

Op dat moment kwam de trein aan in Brussel-Centraal. Ornella gaf me nog een kus, stond op en maakte zich klaar om uit te stappen. En ik zei haar nog eens dat dat blauw haar echt goed stond. Ze zwaaide me nog even na van op het perron, en verdween toen.

Geen opmerkingen: