17 november 2011

Een spoor van schelpen

Het valt je ineens op. In elke jaszak zitten altijd schelpjes. Je zou je verweesd voelen als ze er niet meer waren. Je vroeg je soms af wat mensen met een ketting van kralen of een paternoster doen in hun handen. Met je schelpen is het niet anders. Je wilt ze altijd tussen je vingers voelen schuiven.

Enkele planten staan nu binnen. Het werd buiten te koud, denk je. Ze doen je altijd een beetje verloren lopen. Je weet nooit of je het echt goed doet.

Het is al donker als je op weg naar huis bent. Je ziet een mooi silhouet aan het raam aan de overkant. Het lijkt zo vredig daar, en warm.

Een avond. Iets maakt je onrustig. Als iemand je zou bellen nu, zou je weten wat je zou zeggen. Fluister je dapper tegen jezelf. Er gebeurt niets. Het blijft stil.

Ze maken je rustig, de schelpen. Het is bijna alsof je huid aanraakt. Alsof je even niet verdwaald bent. Ze wijzen de weg. Hun weg.

Je ligt op de bank naar de film te kijken. Je staat op om even iets te drinken te halen. En ineens zie je je vader in je eigen stramme bewegingen.

Op bezoek in het ziekenhuis. De fietstocht door het mistige landschap zit nog even in je lijf, trekt zich langzaam terug. Je bent een beetje verlegen, hopelijk merkt ze het niet. Je zou iets willen kunnen doen. Je kunt het niet.

Je staat voor de spiegel, ziet wie je geworden bent. Misschien wil iets gezien worden. Denk je. Zo stil dat het niet te horen is, nergens.

Via de schelpen is ze altijd bij je. De zee. En alle verhalen die je daar hebt verteld, en gehoord. Er is zoveel, en het is daar. En zo is het ook hier, altijd bij je.

De droom in de ochtend overvalt je. Hij blijft duren en brengt je onverwacht waar je wilde zijn, zo blijkt.

Soms doet het je even aarzelen. De laatste lichten doven, de deur op slot, een trage buiging voor het einde van de dag. Soms aarzel je, in dat moment. Tussen het afscheid van de dag, en waar de nacht zal komen.

Welk verhaal zou je vertellen, ergens diep in de nacht? Hoe zouden de woorden klinken? Je probeert het je voor te stellen.

Je ziet de mensen op het plein. Het zouden schimmen of schaduwen kunnen zijn. Ze komen aan, of vertrekken. Alsof ze weten waar ze naartoe gaan. En terwijl je kijkt, lijkt het heel even alsof je een plek gevonden hebt. Ooit had je gedacht dat het nooit zou lukken.

Alsof je traag zou zitten wiegen. Met de schelpen in je hand. Een traag betasten. En wat het met je adem zou doen. En wat je zou denken. En waar je zou zijn.

Geen opmerkingen: