04 november 2011

Het is

Even paniek, de titel in de krant niet goed gelezen. Het zou kunnen verdwijnen. Het. Het woord het. Het bleek om het lidwoord het te gaan, niet om het voornaamwoord. Oef. Het zou dus kunnen dat we ooit gaan zeggen ‘de paard’, en niet ‘het paard’. Het andere het, zoals in ‘het zou dus kunnen dat’ is niet echt bedreigd. Gelukkig maar.

Stel je voor dat het helemaal zou verdwijnen. Wat? Het. Het jeweetwel, het ik-kan-het-niet-zo-goed-uitleggen. Het het dat zo oneindig veel mooier is dan het gruwelijke ‘ik heb zoiets van’. Het het dat alles en niets kan zijn. Het het dat het hele mysterie van de menselijke existentie in zich draagt. Het het dat zich niet zomaar laat ontsluieren. Het het dat ons steeds weer ontsnapt.

Wat is dat het? Wie zou het weten. Zoals in: het is wat het is. Het beweegt tussen twee polen. Aan de ene kant kan er het nietszeggend gestotter zijn. De woorden die even worden neergelegd in de ruimte omdat de stilte ondraaglijk wordt. Maar terwijl ze uitgesproken worden, wijzen die woorden misschien ook op het niets te zeggen hebben, het niets meer te zeggen hebben, het al lang niets meer te zeggen hebben. Of misschien wel op de zenuwachtigheid van het nog niets durven zeggen, van het elkaar nog verlegen aftasten, het bang zijn dat elk vroeg woord de toegang tot de huid zal verhinderen. Je weet het niet. Aan de andere kant kunnen die paar woorden ook de uitdrukking zijn van een moeizaam verworven boeddhistisch inzicht. De dingen zijn soms wat ze zijn. En die dingen die je toch niet kunt veranderen kun je misschien gewoon aanvaarden. Naar de dingen kijken zoals ze zijn, zonder illusies, zonder de schaduw van het ego. Het zou allemaal kunnen zitten in ‘het is wat het is’.

Er is veel het dus. Zoals in: hij heeft het helemaal. Wat heeft hij dan? En zou het niet beter zijn om die vraag niet te beantwoorden? Het het waar het hier over gaat, is niet te vatten. Het zou moeten aanzetten tot rollen met de ogen, een veelbetekenende knipoog of zelfs een licht openvallende mond. En als de hij in kwestie het ook echt heeft, zullen zijn bewonderaars of bewonderaarsters het onmiddellijk beamen: ja, hij heeft het helemaal.

Of ook: ik heb het zitten, ik heb het voor u. Wat heeft zich dan onder je huid genesteld als je dat zegt tegen een verblindend mooie vrouw? En waar zou zich dat het precies bevinden in je lichaam? Zou je het chirurgisch kunnen verwijderen, om het daarna op een schaaltje te leggen? Zou je er dan naar kunnen komen kijken? Kijk, daar ligt het. Waarop een ander kan zeggen: had ik het maar.

Het leven is volstrekt ondenkbaar zonder het, ook al is het niet te benoemen. Soms zit je in lichte wanhoop voor je uit te kijken. Je weet niet hoe je die dwingende vraag van een geliefde moet beantwoorden. Je ziet het in alle onbestemdheid zo voor je, als een tastbaar zwart gat in je buik of je hoofd. Je voelt het in alle hevigheid. En je kunt alleen zeggen: ik kan het niet uitleggen. De ander blijft aandringen, wil waarheden, wil woorden, wil bekentenissen, wil bewijzen van definitieve overgave, wil bevestiging van wat al lang duidelijk was. En er komt alleen: ik kan het niet uitleggen, je moet me geloven.

Of je ligt ’s nachts in je bed, alleen in het huis. Je wordt wakker, en ineens is het daar. Een onbeschrijflijke, door het huis sluipende angst. Die schuift naast je in het bed of blijft ernaast staan, jou aankijkend, en vooral niets zeggend. Het is er dan, even reëel als ongrijpbaar. Er is niet gewoon jouw gevoel in jouw lijf, het is daar, daar in de kamer.

Of omgekeerd. Op een onbewaakt moment, al lang niet meer verwacht, weet je het ineens. Heel je leven dacht je dat het moment van het inzicht in het het ooit zou komen. Maar het kwam niet. Je ploeterde maar verder door de modder van het leven. Het besef groeide dat het grote inzicht nooit zou komen. En toch, soms, in dat ondeelbare moment, is het alsof de sluier van wat een waarheid zou kunnen zijn, heel even gelicht wordt. Heel even denk je dat je de dingen begrijpt. Heel even denk je dat je het gezien hebt. Heel even lijkt het alsof het wel degelijk zou kunnen bestaan.

Misschien heeft het wel te maken met alles wat ons menselijk maakt. Misschien zou bij wijze van spreken het woord het helemaal kunnen verdwijnen zonder dat het zelf ooit kan verdwijnen. Trouwens, waar zouden de woorden naartoe gaan die verdwijnen? Is er ergens een hemel van verlaten en verweesde woorden? Zou je er naartoe kunnen gaan? (Nog zo’n woord trouwens, het woord er. Nachtmerrie voor al wie ooit onze mooie taal probeert te leren. En wie ze al verworven heeft, gaat er zo achteloos mee om…) Zou je in die hemel die woorden in je armen kunnen nemen en eindeloos wiegen? Zou je vergiffenis kunnen vragen voor het laten uitdoven van die woorden die ooit zo onvatbaar onmisbaar waren? Zullen we het ooit weten?

Het is. Dat is wel het minste.

1 opmerking:

Tricky zei

heerlijk stukje... laten we 'het' koesteren