30 oktober 2011

De formule

Je zit in een opleiding. Het is boeiend. De andere aanwezigen zijn interessant. Het materiaal is uitdagend. Het doet je telkens een heel klein beetje wankelen in je hoofd. In de lijn van de opleiding zou men dat waarschijnlijk een leerproces noemen. Je moet iets openmaken om een stap vooruit te zetten. Telkens schrik je een klein beetje van je eigen kleine weerstanden. Misschien is het steeds zo, als je op nieuw terrein komt. Misschien moet je telkens even rondkijken, het landschap verkennen, en dan weer rustig verder gaan. Altijd opnieuw. Misschien is het niet meer dan dat. En toch. Ook al doe je nog zo je best om in je hoofd open te blijven, ook al probeer je jezelf telkens opnieuw in vraag te stellen, je stoot op kleine drempels. Je wou zo dat ze er niet waren, maar het is niet zo. Misschien zijn ze maar heel klein, misschien is het niet meer dan normaal. Misschien moet je je alleen maar richten op het feit dat je nieuwe dingen leert. Je weet het niet zo goed. Het zit in de categorie grote angsten, het heel subtiele verstarren, meer routines toelaten dan nodig. Je twijfelt. Is de stroom het verlangen naar passie, naar beelden die door je hoofd wervelen, of is hij het verlangen naar bescheidenheid en doorwaadbaar worden? En is de milde aandacht naakt genoeg? Misschien kun je je alleen maar laten drijven in je verwarring, is er nu niet meer te doen, en is dat al genoeg. Je weet het niet.

Stukken in de krant over de kosmos, en de snaartheorie, en andere verhalen waar je hersenen een beetje van gaan kraken. Iets bevalt je niet. Is het het ontsluieren, of is het de wil om te vatten wat voor een deel onvatbaar mag blijven? Je weet het niet zo goed. Hoewel het niet jouw ding is, is het goed dat mensen blijven zoeken, blijven proberen te begrijpen. Hoewel je het misschien niet altijd zou willen weten, is het goed om dingen te lezen die je in de war brengen, die je verplichten om in vraag te stellen wat je tot dan toe dacht. En toch blijft er iets over. Vanwaar dat merkwaardig verlangen om alles wat is in één formule te kunnen vatten? Vanwaar die drang om bewezen te willen zien dat de werkelijkheid beantwoordt aan wiskundige formules of alleszins via wiskundige formules te ontsluieren wetten? Er lijkt een angst te zitten in dat hopen op natuurwetten, misschien nog wel meer dan in de weerstand tegen het besef dat er allerlei wetmatigheden aan de gang zouden kunnen zijn, zo lijkt het soms wel. Zou het niet kunnen dat je op een bepaalde plek de dingen loslaat? Om vandaar het niet-weten gewoon te aanvaarden. Het zwarte gat dat dan opdoemt niet ten koste van alles willen wegredeneren door wetten en formules. En ook niet de sprong organiseren naar een of andere godheid die je niet-kunnen-weten zou neutraliseren. Maar gewoon kijken naar de moerassen van het begrip, en daar blijven staan. Wat overblijft, zou je mysterie kunnen noemen, of poëzie, of gewoon het ongeklede leven. Er rust zoveel meer troost in het onvolledige, het drassige, en daardoor ook rijkere van honderd theorieën, honderd verhalen, die telkens een lapje van de werkelijkheid proberen te begrijpen. Het idee dat we het nooit zullen weten, wat de liefde is, wat het verlangen is, wat mensen drijft, wat de dood in het leven betekent, hoe we omgaan met wat onvolkomen is, hoe we stamelen en stotteren, dat idee is toch veel aantrekkelijker in al zijn broosheid dan het idee dat er ooit één formule zal komen op basis van één theorie die het alles zal verklaren. Zou dat niet? Je weet het niet.

Hoe zou je moeten bewegen? Hoe zou je moeten praten? Hoe zou je moeten aanraken? Hoe zou je moeten schrijven? Hoe zou je moeten luisteren? Hoe zou je er moeten zijn voor een ander? Je weet het nooit. Misschien zou je tegelijk iemand en niemand moeten kunnen zijn. Misschien zou je de verhalen door je heen moeten laten stromen en zelf leeg blijven, zelf niets willen vasthouden. Misschien zou je moeten proberen om heel bescheiden te zijn, zonder klein te worden. Misschien is alles nog te leren, over hoe je ballast achterlaat. En misschien heb je al veel geleerd. De vragen komen met het tij. Ze zoeken hun weg op het strand. Ze raken je aan. Heel voorzichtig eigenlijk. Ze fluisteren je iets in het oor. Een geheim dat je niet mag vertellen. Straks trekken ze zich weer terug. Het water gaat terug naar het water. Alles wat beweegt, is daardoor ook in rust. Zo kwam het je ooit voor. Je hebt het nooit helemaal begrepen hoe dat juist zat, dat worden en zijn elkaar ergens opheffen, maar nooit zonder elkaar kunnen. Maar iets zei je dat het zo was. Er bleven niet meer dan enkele woorden in een gedicht over. En dat was genoeg, denk je.

Geen opmerkingen: