29 oktober 2011

Het shoppingtekort

Op de radio hoor je een discussie over de bouw van een mega-mega-mega-megaschoppingcenter. Volgens de meneer die het project verdedigt, mag het geen shoppingcenter genoemd worden, maar mega is het alleszins. Het is iets van een hogere orde blijkbaar, waarschijnlijk zich afspelend in de vierde dimensie of zo, dat weet je nog niet meteen.

De gekende retorische breekijzers worden uit de gereedschapskist gehaald. Zowat ‘iedereen’ is voor, dus waarom nu nog tijd verspillen met mensen die ‘voor hun eigen belang’ tegen dit project zijn. Merkwaardig trouwens dat een vertegenwoordiger van een privébedrijf dat een megaproject wil opzetten, daarvoor een mega-investering zal doen, erop rekent dat de overheid nog allerlei dingen extra zal doen zoals het aanleggen van afritten, en waarschijnlijk vooral zelf hoopt op megawinsten er anderen van beschuldigt dat ze voor hun belang opkomen.

En nog zo’n gouwe ouwe: “Wie tegen dit project is, is ertegen dat ons land vooruit gaat. Hoe lang zullen we nog doorgaan met die mensen die vooruit willen tegen te houden?” De tegenstanders die – volkomen terecht – erop wijzen dat 25.000 extra auto’s op de weg niet alleen voor immens veel luchtvervuiling maar ook voor nog grotere stilstand op de ringweg zullen zorgen, willen ook heel erg vooruit, alleen in een andere richting, eindelijk in een andere richting…

Maar goed, dat zijn nog de klassieke discussies. Het wordt interessanter als het over het concept van dit koopwalhalla gaat. Uit onderzoek zou immers gebleken zijn dat er in de regio rond de hoofdstad een ‘gat’ is. Een gat van 300.000 m². Amai, dat lijkt je al een behoorlijke krater. Het gaat hier om een shoppinggat. Hoe moet je je dat voorstellen? Zijn er dan duizenden winkels waar men alle spullen zo dicht op elkaar moet zetten dat er geen klant meer binnen kan? Zijn er duizenden winkeliers die ergens in een afgelegen pakhuis met hun hele hebben en houden zitten te wachten tot er ergens een gaatje gevonden wordt zodat ze eindelijk hun winkel daar kunnen openen? En zo ja, waar zijn die pakhuizen dan? Zijn er duizenden en duizenden klanten die smeken om duizenden euro’s te mogen uitgeven, maar die noodgedwongen in hun portemonnee moeten houden en met een zuur gezicht weer naar huis gaan? Voelen die duizenden en duizenden klanten zich schuldig omdat ze door dat gat niet in staat zijn aan hun consumptieplicht te voldoen waardoor ze die boost die ze zo graag zouden geven aan de economie niet kunnen geven?

Je bent ongetwijfeld niet slim genoeg om het te begrijpen. Met het simpele verstand dat je hebt aangekweekt in de winkel waarin je opgroeide denk je dat als je op plaats A, buiten de stad, een hoop winkels bij maakt, er dan op plaats B, in de stad, winkels weg zullen trekken. En in die steden waar men niet kon weerstaan aan de sirenenzang van de shoppingcentra is dat exact wat men heeft vastgesteld.

De man op de radio vindt zo’n redenering natuurlijk onzin, het gaat hier om volkomen nieuwe jobs, in volkomen nieuwe functies, en dat in winkels van een volkomen nieuw type. Hij vindt het trouwens erg dat er bijna nergens in Europa zo weinig overdekte winkelruimte is als in ons land. Volgens jou zijn de meeste winkels in dit land al overdekt. Maar het gaat hier natuurlijk over een soort megadak, een dak boven het dak.

De nieuwe winkels die zullen komen, zijn ‘belevingswinkels’. Hallo? Als je naar een gewone winkel gaat, is er altijd wel iets te beleven, denk je. Rare mensen aan de kassa, vrienden die je tegenkomt tussen de rekken, mooie mensen die je komen vragen waar de handdoeken liggen. Het beleven van het gewone leven dus. Maar daarover gaat het hier natuurlijk niet. Volgens de man is de tijd voorbij dat mensen ‘functioneel’ gaan winkelen. Nu komen er winkels die er enkel nog zijn voor de beleving. Natuurlijk ga je wel eens in een winkel snuffelen, zonder dat je meteen iets koopt. Dat is dan een prospectie, of misschien een beetje dromen. Maar je doet het toch altijd met het idee dat je iets zult of zou kunnen kopen. In die winkels staan die spullen trouwens ook gewoon, ze zijn dus te koop. Maar dat zal dan nu blijkbaar niet meer zo zijn. Het gaat hier over winkels die, natuurlijk, in het meer exclusieve segment zitten. Ze zullen niet meer dan een veredelde etalage zijn. Mensen gaan enkel nog recreatief winkelen, en het megashoppingcenter is in wezen niet meer dan een pretpark, waar je mag kijken naar erg dure reclamepanelen. En zo zul je als bezoeker het gevoel moeten krijgen dat je deel hebt genomen aan een bijzonder, bijna mystiek gebeuren.

Je vraagt je af of de totale tristesse van onze lege consumptiemaatschappij nog scherper kan worden uitgedrukt dan in die beangstigende onzin, maar het is nog niet gedaan. Uit onderzoek zou immers zelfs blijken dat veel mensen een shoppingtekort ervaren. Hoe moet je je dat voorstellen? Zijn dat mensen die aan acute psychische pijn lijden omdat ze in hun hoofd een shoppinggat ervaren? Met de beste wil van de wereld, en zelfs van het hele interstellaire stelsel, kun je je niet voorstellen dat iemand kan verlangen naar een shoppingcenter dat er nog niet is. Hoe zit dat dan? Als je erover nadenkt, zijn er inderdaad geen winkels waar je echte dinosaurussen kunt kopen, om maar iets te zeggen. (Er zijn er ook geen voor blauwe luchtkastelen trouwens.) Hoe kunnen mensen een shoppingtekort ervaren naar een shoppingcenter dat geen shoppingcenter is maar een soort hemelse plaats waar alleen winkels zullen zijn van een soort dat we ons nu nog niet eens kunnen voorstellen?

Een beetje eerlijke marketeer zou toegeven dat in onze overvloedmaatschappij producten worden bedacht, waarna de behoefte aan die producten wordt gecreëerd. Zodra het belevingscentrum van de ultieme leegte zal zijn gebouwd, zullen mensen misschien ook wel de indruk hebben dat ze er naartoe moeten gaan. Waarschijnlijk vooral omdat hun buur er ook naartoe gaat. Misschien hopen ze de leegte en verveling die ze ervaren te verlichten, en waarschijnlijk zullen ze terug thuis komen met een nog groter gevoel van leegte en gemis. Zo werken de dingen, niet omgekeerd.

Je kunt je voorstellen dat mensen een shoppingtekort ervaren als in hun dorp de laatste kruidenier verdwijnt, of wanneer de laatste schoenmaker die je schoenen ook weer kan herstellen zijn deuren sluit. Dat lijkt je een reëel tekort. Maar het gaat dan jammer genoeg wel over mensen die ‘nog’ functioneel winkelen, en niet enkel voor de beleving.

Geen opmerkingen: