21 oktober 2011

Tut

De man in de trein doet goed zijn best om ervoor te zorgen dat de hele wagon elk woord van het GSM-gesprek met zijn vriendin kan volgen. Wat ze zullen gaan eten, wanneer de vriend op bezoek komt, hoe moe hij wel is na een dag hard werken op kantoor, hoe kwetsbaar zijn tere lijf wel is, en allerlei andere levensbelangrijke kwesties. En alles drie keer opnieuw, minstens. Misschien ben je zelf iets te moe om doordesemd van algeheel mededogen dit alles zonder een rimpel van je af te laten glijden. Iets stoort je. Kleine stoorverwarring. Alsof stoornissen rationeel zouden zijn, denk je in het kader van de interne dialoog. Dat hij niet zo kleinzielig moet zijn, zoals zoveel mannen, denk je stiekem, en dat hij niet zo moet zeuren over zo’n onbelangrijke kleine en onnozele dingen. En, als hij dan toch wil zeuren, zeker met de hele wagon als publiek, dat hij het dan toch minstens in een min of meer mooi Nederlands zou moeten doen. Zou dat de stoornis verzachten? Wat een onzin. Gelukkig kan niemand in jouw hoofd kijken. Je kijkt dan maar naar buiten, naar het voorbij schuivend landschap. De trein stopt net op die plek waar je het huis van een dierbare kunt zien. Dat is beter.

Je loopt over het bruggetje nabij je huis. Je ziet een klein groen dingetje liggen. Je ziet al meteen het verhaal dat zich aan je aanbiedt, zomaar. Het juiste woord voor dat ding is waarschijnlijk fopspeen. Wat een lelijk woord. In je hoofd heet het tut, of tutje. Een zachter woord, dat meer tot glimlachen aanzet, tot iets warms. Later zul je het toch maar even gaan opzoeken in het woordenboek. Daar blijkt dat het woord tut “behoort bij toot, tiet, tuit”. De eerste betekenis is: “onbetekenende, (erotisch) onaantrekkelijke, preutse, suffige, zeurderige vrouw (ook in toepassing op mannen)”. De tweede betekenis is dus wel degelijk de fopspeen. De eerste betekenis blijft toch een beetje hangen. Die merkwaardige haakjes rond ‘erotisch’. Wat zou het exacte verschil zijn tussen de variant met en zonder haakjes? En dan vooral die ‘ook in toepassing op mannen’, heerlijk. In elk geval, je ziet een tutje liggen. Een klein groen tutje. Het ligt er zo weerloos, zo kwetsbaar, zo naakt. Ergens is een kind nu in tutverwarring, tutfantoompijn, tutverlatingsangst, en niet te stillen tutverlangen. Ergens, niet te zien van hier. Je kijkt rond, en legt het tutje op een klein paaltje aan het begin van de brug. De volgende dag is het tutje verdwenen. Je hoopt stiekem dat het terug is waar het moet zijn.

Je had bijna gedacht: de oude man staat op het podium daar. Je aarzelt even bij het woord ‘oud’. Misschien kun je niet geheel onbevooroordeeld kijken naar die man. Misschien? Zeg maar: zeker. De man die je ziet, is nu ongeveer zo oud als je vader werd. Dat is een verwarrende gedachte. Hij is ongeveer zo oud als de burgemeester van jouw stad. Dat is een bijzonder verwarrende gedachte, nauwelijks toelaatbaar. Voor de zanger moet een andere tijdlijn gelden, een ander universum ook. Bij voorkeur moet iedereen zwijgen de volgende dagen, wat de zanger betreft. Goede dingen zeggen mag nog wel. Je blijft kijken. Zoals steeds een beetje verlegen. Je ziet hem nu voor de zevende keer. En het is alsof je hem een heel klein beetje kent. Meer dan een heel klein beetje zou je ook niet willen. Je bent blij hier te zijn, en geniet. Je ziet de hoekige bewegingen van een oude man die helemaal niet oud is natuurlijk. Je zou nog niet kunnen beginnen met uit te leggen wat hij in jouw leven heeft betekend. Dat hoeft ook niet, het maakt ook niet zo uit. Hij is er gewoon, en je wilt dat hij altijd zal blijven. Je bedenkt dat hij bij elke nieuwe ontmoeting gewoner wordt. Een gewone oude man, die ook een briljant kunstenaar is, even falend als verbluffend. Het is goed zo.

Geen opmerkingen: