16 oktober 2011

Reverie

Hij heeft een nieuwe plaat uit, de wonderbaarlijke Joe Henry. Ze heet Reverie. Er iets over proberen te zeggen is moeilijk, bijna beangstigend. En dat na een week luisteren. Het is een plaat die zich langzaam opent, en steeds meer onder je huid kruipt. Het is een plaat die je verbluft, eens je binnen bent, daar in de heel eigen wereld die Reverie is. Alles wat je erover zou kunnen zeggen, lijkt futiel. Eigenlijk zou je alleen moeten zeggen: luister, opnieuw en opnieuw, luister, meer niet.

Wonderlijke muziek en wonderlijke teksten, niet meer los te maken, in elkaar verweven. Alsof de woorden tussen de noten zijn genaaid. Joe Henry heeft zijn heel eigen muzikale idioom gevonden in een combinatie van jazz, blues, gospel, folk, en nog zoveel meer. Voor deze plaat koos hij ervoor om enkel met akoestische instrumenten te werken. Hij speelt zelf gitaar, en daarnaast is er een bas, een piano en drums. Het geluid is heel organisch, dwingend strak en heel vrij bewegend tegelijkertijd. Je hoort hoe de muzikanten elkaar zoeken en opjagen. De plaat werd opgenomen in Henry’s eigen studio, in de kelder van zijn huis. Met de ramen open. Tussen de nummers door hoor je geluiden van de wereld daarbuiten. Het geeft het geheel een intensiteit die warm is, soms een beetje dreigend, soms dromend, soms smachtend.

De nummers vertellen verhalen. Je kunt er nooit echt je vinger op leggen. Het lijken rafelige short stories. Flitsen van een leven. Scheuren waar licht door valt. Het overheersende thema lijkt de tijd. Hoe je ermee omgaat, hoe je die verliest, hoe je jezelf verliest. En verlangen, als een ontroostbare kracht. Je kunt de teksten lezen zonder de muziek erbij te horen. En dan krijg je vage indrukken. Maar zodra je ze hoort met de muziek erbij worden ze als een instrument naast de andere. Zinnen en woorden krijgen een bezwerend karakter. Het is alsof je een stroom beelden voorbij ziet gaan, waarschijnlijk in zwart-wit. Je luistert bijna met open mond, en ziet als het ware de muziek.

Je kunt niet zeggen dat dit eenvoudige muziek is. Je moet bereid zijn de deur van deze plaat open te doen, en een stap naar binnen te zetten. Je moet bereid zijn even daar te blijven. En naarmate je meer luistert, voel je dat de nummers steeds meer prijsgeven, en eigenlijk niet echt ‘moeilijk’ zijn, maar vooral zichzelf. Je hoort geen noten te veel, wel eindeloos veel lagen.

De plaat begint met Heaven’s Escape. Een film met Henry Fonda wordt geprojecteerd op de muur van een bankgebouw. De ik-figuur ligt op een auto te kijken naar de beelden. Hij denkt aan zijn geliefde, hij is een angel in waiting. De tijd is zichtbaar in haar gelaat. Hij droomt van een hemel, waardoor ze zouden kunnen ontsnappen aan de eindeloze reverie die het leven is. Maar tegelijk: Oh how, my love, will we escape? Misschien kun je alleen gevangen blijven, ergens tussen de lagen van de tijd.

In Odetta, verwijzend naar de bekende zangeres, is er een reverie voor een new world. Er klinkt een verlangen door om te ontsnappen aan de verwarring en de chaos. Maar dat kun je niet alleen, iemand moet je komen halen, iemand moet je zien, iemand moet je ontdekken. Als een eiland op drift.

After the War is een lied van de avond, zo lijkt het. Na welke oorlog het verhaal verteld wordt, is niet duidelijk, en doet er misschien ook niet zoveel toe. Iemand is gekwetst, beschadigd. Hij kijkt naar de lucht. De tijd gaat onherroepelijk voorbij. Iets kan niet meer hersteld worden. En toch zou het even kunnen lijken Like I was walking back to you.

Sticks & Stones beweegt zich aan de rand van een rivier of aan een strand. Er lijkt een dreigend onweer in de lucht te hangen. Elk nieuw blad aan de boom is weg. God is verdwenen, en daarmee ook het inzicht in de dingen. De ik-figuur voegt zich bij de vrouwen die op een rij aan het strand zitten. They had nothing that I needed/ But I gave them all I had/ Just to share the dirt between them.

Grand Street lijkt op een filmische momentopname. Achteraan een hotelkeuken houdt een man de deur open met zijn voet. Hij staat tegen zichzelf te praten. De ik-verteller kijkt toe, denkt aan zijn geliefde, die hem bij de arm neemt.

Dark Tears klinkt eenvoudiger dan de vorige nummers, maar is ook donker. De donkere tranen aan het oog van de camera kunnen niet verbergen dat de verteller in het nu terugkijkt op zijn toekomst. De ik-verteller gaat langs de Shadow River, en de doden hebben geen bezwaar. Hun verhalen worden sterker. Veel verlossing is er niet. But there’s a rhythm to all we know/ Some take wine for water/ Some make bread from stone - / Some take love for granted / Like they’ll never be alone. Maar hij blijft bij de rivier staan, ziet haar boot al liggen. Hij blijft staan, Till one of us does disappear.

In Strung lijkt een gevecht aan de gang. Er worden dingen in brand gestoken, om iets te bevrijden. Is het een onwinbaar gevecht met de tijd? Is het het onvermogen om een ander te bereiken? Is het het besef altijd vastgebonden te zijn? Het is een dreigende en onheilspellende wals.

In Tomorrow is October zijn de vlammen bedwongen, alles is weer stil. Er is het besef van een herfst die zal komen. Er is een begin van aanvaarding, of is het gelatenheid? En er is ingehouden verdriet. Het verlangen blijft ergens aanwezig. Het lijkt te moeten worden bedwongen door het herhalen van het refrein, als een mantra.

Piano Furnace klinkt ingehouden, alsof het verzet is gaan liggen. De muziekinstrumenten worden uit handen gegeven. Een zwarte trein rijdt door het lied, Connecting the fears / We hadn’t before. We staan weerloos toe te kijken. Let us stoke the fires of the World.

Deathbed Version beweegt in het domein van de country blues, als in een film met Billy The Kid, in een desolaat landschap.

Room at Arles doet als titel denken aan het schilderij van Van Gogh. Het is een sober en aangrijpend afscheidslied voor de zanger Vic Chesnutt, die enkele jaren geleden stierf. Joe Henry zingt hier alleen met zijn gitaar. Het is alsof hij een laatste brief voorleest, een observatie van de omgeving, van een leven. I have left the table now / And this is just to say: /Every song I’ve ever sung/ Has been a song for going.

Eyes Out For You is een ontroerend liefdeslied. De verteller beweegt zich in een stadje in het noorden. Hij kent er niemand, niemand kent hem. Hij doet wat hem te doen staat, maar kijkt eigenlijk alleen maar uit naar zijn geliefde.

In Unspeakable lijkt het verlangen centraal te staan. Alles wat niet uitgesproken kan worden. Het onbereikbare lichaam van de ander. De tijd van de ander lijkt de ik als aan een mast vast te klinken, spookt door zijn verleden en zet aan tot een oerkreet van wat niet gezegd kon worden.

The World & All I Know sluit de plaat af. Een teder en kwetsbaar liefdeslied. Aan het einde van de rit, na alles wat vruchteloos is, blijft de liefde, of alleszins de hoop op de liefde over. I’m an hour from arriving/ Three from where I rose to go/ And maybe two from where I’ll find you, / Between the World and all I know.

Reverie is een indrukwekkend mooie plaat. Alleszins voor wie wil luisteren. Als je deze muziek ergens op de achtergrond zou horen, zou ze misschien zelfs niet eens tot je doordringen. Wanneer je dan de eerste keer luistert, lijkt het geheel heel compact te zijn, moeilijk benaderbaar. Maar met elke beluistering komt er meer zuurstof en licht in deze muziek. Je voelt telkens beter hoe organisch ze is, hoe dwingend in haar vrijheid, hoe bezwerend in het verhaal dat ze vertelt. En ook al vat je zoveel dingen nog niet, toch lijkt het alsof je elke keer iets meer begrijpt, al zou je nauwelijks kunnen uitleggen wat dat dan wel zou zijn. Wie zo’n plaat kan maken, is een groot kunstenaar.

Geen opmerkingen: