06 oktober 2011

Het hoofd buigen

Stel je voor dat het zou kunnen. Dat je zou kunnen bidden. Dat je zou weten dat er ergens iemand is die je hoort. En dat die woorden iets zouden kunnen doen bewegen. Iets ten goede keren. De pijn van iemand anders wegnemen. Stel je voor dat het zou kunnen.

Je staat op het terras en iemand zegt je te kijken. Je had het nog niet gezien. De hele zomer had je erop gewacht, de hele zomer gekeken. Niets kwam, zo leek het wel. En nu je even niet meer keek. Nu je afscheid aan het nemen was van een zomer die zijn tijd nam. Nu zijn ze daar. Zomaar. Alsof ze je iets willen zeggen, door alsnog te groeien. Het zou een soort troost kunnen zijn. Of een belofte.

Je hoort de muziek. Het was weer een tijdje geleden. Zijn muziek is er altijd wel, ergens op de achtergrond. En wanneer de tijd daar is, dan komt hij weer dichterbij. Hoe je telkens weer verbaasd bent. En heel even lijkt te weten hoe je thuis kunt komen.

Sommige verhalen kun je niet vertellen zonder tranen, hoe vaak je het ook probeert. Misschien hoort het zo te zijn. Misschien is het goed zo. Wie kijkt, mag het zien.

Stel je voor dat het zou kunnen. Dat je iets zou kunnen doen. Om te helen wat ergens en ooit gebroken is. Stel dat je gedachten en wat je zou willen met alles wat in je is genoeg zouden zijn. Je zou kijken. Net lang genoeg, en dan zou je voorzichtig verdwijnen.

Je loopt door de straat. De zon van de bijna-avond hangt laag. Ze verblindt je. Je ziet schimmen van mensen in jouw richting komen in dat felle licht. Hoe anders moet het zijn om in de andere richting te lopen. Maar jij kunt alleen maar naar de zon lopen, als je naar huis wilt gaan. Er is geen andere weg.

Je krijgt een bericht over hoe weer iemand stierf. Aan die ziekte. Een aangekondigde dood, die al enkele dagen in de lucht hing. Je denkt aan wie bij haar was, die laatste dagen en uren. Ze hebben haar het leven uit gedragen. Meer kun je niet doen. Het zou nog mooier zijn als je iemand in de armen van een ander zou kunnen leggen op zo’n moment. Hier, neem jij haar of hem nu maar van ons over. Hier stoppen onze menselijke armen. Het zou mooi zijn.

Je oefent het een hele ochtend lang. Vriendelijk zijn tegen iedereen die je ziet. Trage bewegingen, en veel aandacht. Alleen dat. En het is alsof er iets naar je terugstroomt. Nauwelijks merkbaar en onopvallend. Je komt anders op je bestemming aan.

Je ziet het kleine meisje spelen in de film. Je kijkt verbluft toe. Waar zou ze het vandaan halen? Hoe krijgt ze zoveel verhalen in zo’n jonge ogen?

Stel je voor dat het zou kunnen. Dat je zou kunnen vragen om een deel van wat weegt weg te halen. Dat je zou kunnen aanbieden om het misschien zelf verder te dragen. Dat je zou kunnen zeggen dat die of die genoeg heeft gevoeld en gezien. Dat je zou kunnen vragen om alleen nog leven over te laten. Met enkel rimpels in het water. Een breekbare zee waarin je je heel traag kunt laten glijden. Om te drijven en te voelen hoe je bijna gewichtloos kunt zijn. Helemaal gedragen, hoe je je ook draait. Waarna het goed is om weer op het land te zijn. Waar je de verhalen kunt vertellen.

Geen opmerkingen: