09 oktober 2011

Tuig

Het is weer tijd voor een lange reis. Een stapel kranten en een boek mee op de trein. En veel gedachten, ze gaan altijd mee. Hier zijn ze vrijer, denk je wel eens. Hier waar het landschap beweegt.

Je zou het willen vragen: deed ik het goed, was ik wie ik ben?

De heenreis is altijd anders. Het station van de overstap. Het is koud, in dat andere land. De wind is overal op dit perron. Er zijn veel wachtherinneringen in dit station. Ze begroeten je telkens weer.

Soms sijpelen herinneringen door je huid. Is het alsof niets weg is. Tot altijd.

De man vraagt uitgebreid alles wat er te weten valt over de nieuwe chipkaart aan de treinmevrouw. Het vragen lijkt al snel een alibi om te vertellen. Een heel leven in vijf minuten.

Of je er ooit genoeg bent voor een ander. Ook dat is een vraag.

Het aankomen in het station van bestemming. Er is iets met die trap. Hij is zo breed. Je zoekt de rand op. Waar het veiliger lijkt.

Je warme handen. Ook je grootmoeder wilde ze voelen. Ze vroeg het je soms. Je nam haar handen in de jouwe, de hare iets forser, met huid op overschot aan de vingers, die daardoor een beetje hoekig werden. En dan keek ze je aan, met een fijne glimlach.

Vertrekken uit het station van bestemming. Steeds aanleiding voor even de melancholie. Met een lidwoord. Ze is altijd in de buurt, zeker op zondagen. Alsof ze dan meer ruimte krijgt, zich niet hoeft te verbergen.

Zou je trouw genoeg zijn, aan iedereen? Je zou het willen. Dat je er was wanneer je er moest zijn. Dat je was hoe je kon zijn, op zo’n moment, en dat het goed was.

Het station van de overstap. Steeds zie je de brieven weer, die hier werden geschreven. Soms mis je het.

De muziek zie je weer. Die avond. De Afrikaanse geluiden die je als een welgekomen warme gloed omhulden. Je zat daar, en wou iets van die muziek aanraken. Hoe moe je ook was, je wou alleen maar daar zijn, in die muziek, op die plek, daar.

De trein waarop je wacht, rijdt het station binnen. En om je nog eens extra in te peperen dat deze trein binnenkort zal verdwijnen, is hij in een extra korte uitvoering. Wagons met een gangetje opzij. Hoe komt het dat wagons met een middengang toch steeds zoveel breder lijken? In de gang sta je schouder aan schouder. De jonge vrouw naast je beweegt de kralen van haar paternoster, een voor een. In deze wagon zijn alle kleuren huid, alles tussen wit en zwart. Iedereen dicht bij elkaar. Het voelt veilig.

Iets van je grootmoeder is bij je gebleven. Je zag het weer, toen je jezelf zag zitten. En even dacht je: het is goed zo, zo zou ik wel willen zijn, het voelt veilig.

De trein nadert het grote station, terug in eigen land. De treinmevrouw doet haar best om belangwekkende informatie nog even om te roepen, in vier talen. Ze begint in het Nederlands. We moeten oppassen voor “zakkenrollers, handtassendieven, en ander tuig op deze trein en op het perron”. In de Duitse versie heeft ze het over “Nacht und Nebel”. Even denk je dat je in een wereldoorlog bent aangekomen. In het Frans komt ze niet heel ver, “les pickpockets, et …… dans le train”. In het Engels zijn het “pickpockets and other unnice creatures”. Hoe komt iemand erbij deze trein te willen afschaffen?

Geen opmerkingen: