21 september 2014

Lelijk

‘Ik zag die foto, en in een flits keek ik weg. Ik vond mezelf zo oud en lelijk op die foto.’
‘Je bent niet lelijk, hoe kom je daar nu bij?’
‘Ik weet het niet. Niet dat ik er verder veel over nadenk, of me zorgen maak of zo. Misschien is het af en toe zelfs een beetje alsof ik me erbij neergelegd heb.’
‘Dat je lelijk bent?’
‘Ja, zoiets.’
‘Ik vind het nog steeds onzin.’
‘Misschien is het een teleurstelling. Soms hoop ik dat er een foto van mij komt, per ongeluk of zo, waarin ik iets zal zien. Dat ik dan zal denken: die foto heeft iets van me gevat dat ik zelf nog niet kon uitdrukken, die foto weet iets.’
‘En zou je je er dan mee kunnen verzoenen?’
‘Dat denk ik wel.’
‘Jij hebt al enkele mooie foto’s van mij gemaakt. Daar was het eigenlijk wel zo, dat ik nadien dingen in die foto zag die ik niet wist.’
‘Ik zou dat nog wel eens willen doen, heel uitgebreid, en met heel veel tijd. Foto’s maken van jou.’
‘Voor in dat grote boek van jou?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Ik denk dat je eerst lang met jou moet praten, voor je een foto kunt maken. Als je praat, verander je altijd een beetje. Je ogen worden anders. Iets wordt dan ook rustiger in je gelaat.’
‘Dat is bij jou ook wel een beetje. Tijd nemen, dat is belangrijk.’
‘Ben je eigenlijk bang om je leeftijd te zien?’
‘Nee, ik denk het niet. Officieel toch niet. Maar ik begin nu toch een beetje te twijfelen. Als ik mezelf vanbinnen zie, valt het geweldig mee. Als ik mezelf in de spiegel zie, is het af en toe goed. Af en toe denk ik dan: zo zou ik wel willen zijn. Maar die foto was toch confronterend. Alsof die mens los stond van mij.'
‘Ik herken het wel een beetje. Soms is het gewoon een waarheid die je zo te zien krijgt. Een waarheid, niet de. Maar wel een.’
‘Als kind dacht ik altijd dat grote mensen er fundamenteel anders uitzagen dan kinderen. Dat er ergens tussen die twee fases een soort breuk of zo zat. Je kon gewoon zien aan grote mensen dat ze grote mensen waren. Maar naarmate je zelf opgroeit, denk je daar toch anders over. Die zogenaamd grote mensen zien er eigenlijk gewoon uit als grote kinderen. Omdat je die kinderen gekend hebt, en hen er nog steeds in ziet. Misschien zag ik in die foto van mezelf ineens een grote mens of zo.’
‘Het kan ook zijn dat het gewoon niet zo’n goede foto was. Heb je die optie al overwogen?’
‘Nee, eigenlijk niet. Grappig.’
‘Terwijl ik nu naar je zit te kijken, zie ik steeds beter welke dingen van jou ik in een foto zou willen. Ik kan het niet uitleggen, of misschien kan ik het wel uitleggen, maar wil ik het niet. De dingen van jou die ik altijd mooi gevonden heb. En mooi is hier een beter woord dan aantrekkelijk. Mooi duurt langer, en gaat ook trager, denk ik.’
‘Je maakt me wel verlegen nu.’
‘Hoe je verlegen bent, dat zou al een mooie foto zijn.’
‘Zo word ik nog meer verlegen.’
‘Goed zo.’
‘Soms denk ik dat een foto een beetje is als een brief. Soms wil je iemand een brief schrijven, en dan kun je die brief, de ideale versie ervan, al in je hoofd zien. Je ziet rustige en sierlijke letters, en het is alsof in die brief iets onthuld zal worden. Ook voor jezelf als briefschrijver. Op een of andere manier kun je verlangen naar zo’n brief, maar het lukt nooit echt.’
‘Ik denk echt dat je te streng bent voor jezelf. De brieven die je aan me schreef, toen je dat nog deed, dat was toch altijd een beetje als een kleine wereld die open ging. Ik kon die brief vasthouden in mijn handen, en dan was het alsof ik iets van je gekregen had, iets dat alleen maar in die brief kon zijn.’
‘Ja? Is dat zo? Is dat de herinnering die je nu overhoudt?’
‘Ja, toch wel. Het is een mooie herinnering.’
‘Dat is heel lief.’
‘Af en toe, als ik je zie, sta ik mezelf toe om zo naar je te kijken dat ik die dingen weer zie. Die plek die er in die brieven was, die plek die jij was. In een goede foto van jou zou die eigenlijk ook moeten zitten. Op een of andere manier. Ik kan het niet goed uitleggen, en je mag me ook niet vragen om er veel meer over te zeggen.’
‘Ik ben een beetje sprakeloos. Ik dacht net aan mensen die het geluk hebben dat ze iemand heel vaak opnieuw kunnen fotograferen. Soms zie je dat bij een fotograaf, dat hij of zij een persoon of model telkens opnieuw fotografeert. Je ziet die ander dan ouder worden. Maar je ziet ook wat de fotograaf ziet in die ander.’
‘Een beetje zoals de zelfportretten van Rembrandt.’
‘Ja, inderdaad.’
‘Kom je nu even hier bij me zitten? Dat zou ik wel willen.’
‘Ja, dat is goed.’

Geen opmerkingen: