20 september 2014

Woordverlangen

Het lijkt alsof je de hele week alleen maar moest. Hier zijn, daar zijn. Geen pechstroken, geen vluchtwegen.

En hoe de verlangens er doorheen druppelen. Door je huid. Soms. En ook, woordverlangen.

Het verlangen alleen te zijn met de woorden. Aanraakbaar te zijn.

Neerdalen in die stilte. Wachten tot je huid alle dingen aflegt.

Bach mag er nog bij. Nog net.

Niemand mag je iets vragen nu, niemand mag iets zeggen. Geen meningen, geen commentaar. Kijken zou nog mogen, misschien.

Daar waar je de woorden zou kunnen betasten. Een voor een. Je zou ze in je handen nemen, en tegen je gelaat houden. Een voor een.

Even zou je dichterbij komen. Daar waar je alleen de afstand tussen de woorden zou kunnen zien. Niets meer. Niets minder. Je zou het weten: hier is het.

Daarna zou je een stapje terug zetten. En je zou alles zien. In een woord.

Als je een woord op je onderarm zou leggen. Daar waar de huid glad en kwetsbaar is. Daar waar je aders kunt zien. Daar. Zoals je de dingen voor het eerst ziet. Zo.

En de woorden. Voor ze naar een verhaal verlangen. Kwetsbaar. Niet omhuld door een bestemming. In dat ene moment voor.

Soms kun je verdwijnen in een ander. Soms kun je tegen elkaar aanliggen, alsof je alle gaten in de lucht zou willen wegzuigen. Soms kun je tegen een ander stuklopen, is er alleen nabije verte. Het is niet anders, met een woord.

In je dromen verdwaal je soms. Je komt terecht in lange gangen, die alleen maar langer worden, steeds meer obstakels krijgen. Als je probeert terug te keren, blijkt alles veranderd. In de woorden van je verlangen is het niet zo. Daar ben je alleen maar. Daar zijn ze alleen maar wat ze zijn.

Een van de beelden. Een grote witte ruimte. Nergens zijn er naden te zien. En je brengt de woorden binnen. Een voor een. Of ze waren er al, dat kan ook. Jij komt binnen. Bedeesd. Voorzichtig loop je door de ruimte. Voorzichtig tast je ze af. Als huid. Je kijkt, je kijkt.

Een ander beeld. De woorden nestelen zich op een blad. Als handen die je de weg zouden kunnen wijzen, in het donker. Ze nemen hun tijd. Verder nemen ze niets.

En wie je zou kunnen zijn, daar op die plek.

De woorden zijn van graniet. Weerbarstig. Maar daar, vredig naast elkaar, hebben ze het in zich om zachter te zijn dan wat je dacht te mogen wensen.

Het duurde lang eer je het besefte. Wat je zou willen krijgen. In die leegte gaan staan, daar was je nooit aan toe. Je denkt: ik zou het hun kunnen vertellen nu. Het aan de woorden kunnen vertellen.

Je houdt van kleine verstoringen. Iets als een woord net niet daar zetten waar je het verwachtte. Niet meer dan een centimeter verder, maar toch. En een komma. Die je even uit evenwicht brengt. Heel even. De liefde herkennen in dat kleine wankelen.

Nooit een puntkomma.

Boodschappen in hun oren fluisteren. De oren van de woorden. Dingen die het daglicht niet mogen horen.

Alleen al daar te mogen zijn. Daar waar de woorden zijn, kunnen zijn.

Je zou het niet erg vinden om te wachten. Daar. Tot jouw lichaam de rivier oversteekt. Daar zou je het kunnen.

Ze zouden de schaamte uit je handen nemen. Door niets te zeggen. Door woord te zijn.

Je schrikt even. Wat het losmaakt. Even toch.

Je hoort het fluisteren. Je weet niet of het van jezelf komt of van een ander. Het is goed. Het is tijd.

Geen opmerkingen: