28 juni 2015

Wat het water kan

‘Ik weet niet waarom, maar om een of andere reden dacht ik dat het zo beter zou gaan. Met niets tussen ons.’
‘Het zou kunnen, maar het maakt me toch een beetje bang.’
‘Voor mij is het niet anders hoor.’
‘Weet je nog toen we daar aan zee waren, en het zo hard waaide? Je kon helemaal voorover leunen op de wind.’
‘En we moesten schuilen achter dat scherm om gewoon met elkaar te kunnen praten.’
‘Ik moest er nog aan denken vanmiddag, toen ik op weg was naar jou.’
‘Hoe we daarna in de duinen zaten te luisteren naar de zee. En wat die te vertellen had.’
‘Het is nu toch al lang geleden, en het maakt nu toch niet meer zo veel uit, maar ik moet bekennen dat ik eigenlijk niet zo erg veel begreep van wat de zee ons wou vertellen. Voor jou was het echt alsof je iets hoorde. Ik hoorde eigenlijk niets, maar ik vond het wel mooi om naar jou te kijken.’
‘Ja, ik hoorde echt wel iets. Het was eigenlijk vooral wachten, tot er een gevoel in mijn hoofd kwam. En dat was dan meestal het antwoord dat ik niet wilde horen.’
‘Je bent wel beter met je haar zo trouwens.’
‘Ja, vind ik ook.’
‘Vertel nog eens iets.’
‘Ik heb net dat boek uit. En het speelt nog door mijn hoofd. Ik zou er niet veel over kunnen vertellen, het moet nog doorsijpelen, denk ik. Er is een beeld dat vaak terugkomt, dat van een leegte. En daarnaast de liefde. Het beeld wordt op allerlei manieren gebruikt. Al begin ik nu tegelijk te twijfelen, of het wel in dat boek was. Ik heb het niet in een keer kunnen uitlezen, en dan is het alsof je een ander tijdsbesef hebt.’
‘Ja, soms is dat zo, als je in stukken leest dat je precies sommige draden verliest. En dan moet je telkens weer enkele hoofdstukken eerder gaan kijken hoe dat nu weer juist zat met die of die.’
‘En je twijfelt dan ook aan je herinnering. Dat was trouwens ook een thema dat heel erg aanwezig was in het boek.’
‘Dan ook herinnering aan een leegte?’
‘Dat klinkt bijna als een titel van iets. Beetje macaber wel.’
‘Doet me een beetje denken aan wat je vorige week vertelde, dat verhaal. Over de huid die zich de dingen herinnert.’
‘Ik weet niet of leegte het goede woord is daarvoor. Soms schrik je ervan, de sporen van een verdriet, ergens in de onderlagen van de huid.’
‘En hoe dat je kan verlammen, soms.’
‘Het is wel beangstigend natuurlijk.’
‘Ik vroeg me nog af in welke beeldvorm je dat het best zou kunnen vatten. Jij zou het misschien proberen met woorden. Maar ik dacht nog dat het net iets was waar geen woorden tussen mogen komen. Woorden zouden het bevriezen of stilleggen. Woorden zouden te sterk zijn, te veilig. Terwijl dat net niet mag.’
‘En welke vorm zou je dan kiezen?’
‘Dans, denk ik. Ik zou niet weten hoe ik het zou moeten doen, maar ik denk dat alleen bewegingen het zouden kunnen.’
‘Ik heb nog veel nagedacht over wat je zei, over die woorden, en dat mannelijke. Maar ik ben er nog niet uit.’
‘Misschien moet je er niet zo veel over nadenken, misschien is dat net waar het over gaat.’
‘Misschien wel.’
‘Zie je hoe je je nu weer terugtrekt?’
‘Het houdt me wel bezig dat je dat steeds ervaart als terugtrekken, terwijl het voor mij toch anders voelt. Alhoewel… Misschien heb je wel gelijk.’
‘Zou je nu toch stilaan niet wat dichterbij komen zitten?’
‘Zou ik dat wel doen?’
‘Ja.’

Geen opmerkingen: