31 juli 2016

De tussentijd

Langzaam in het andere ritme schuiven. Met horten en stoten, soms. (Af en toe schrik je een beetje.)

De dromen moeten nog een beetje volgen, ze zijn er nog niet helemaal, soms.

Nuttige dingen. Nadien voelt het toch steeds goed, eigenlijk. (Alleen niet altijd aan je rug.)

Die ochtend. Bijna klaar om te vertrekken voor je bezoek. Nieuws dat je droevig maakt. (Soms hoop je dat de ziekte genadig zal zijn. Dat is niet altijd het geval. Je roept iets.)

Enkele telefoons onderweg. Je zou om 10.44 uur aankomen. Wordt toch wel vijf minuten later. Misschien zes.

Ontroerend mooie gesprekken. (Onderweg had je nog zitten rekenen, en het is 25 jaar geleden sinds.) De uren gaan voorbij, zonder dat je het merkte.

Verhalen gaan door je hoofd. Je kijkt vanbinnen en van op een afstand naar jezelf. Het herschikken van verhalen.

En dingen over de liefde.

Een andere dag.

Je zit natuurlijk al ruim een half uur te vroeg op het perron te wachten. Het geeft niet.

Wat een bijzondere dag.

Iets over vrij zijn. Iets over dat wat blijft. En alle woorden, ze komen rustig.

Je bent dichter bij wie je wilt zijn, denk je af en toe.

En ook iets over verdriet.

En dat boek dat bijna uit is.

Gedachten gaan naar ver. In die richting, ergens.

Die nacht komt ze in een droom.

De volgende dag. De onrust omdat een boek bijna op is. Er ligt in principe nog wel een stapel, maar het is toch nodig nog een ander boek te zoeken in de stad. In je hoofd weet je: dat is het boek dat ik nu wil lezen. Zodra dat andere uit is natuurlijk.

Het terras schoonmaken. Stond ook op je lijstje nuttige dingen. Met enige tegenzin, maar toch.

(Mooi trouwens dat die kruiden al na enkele dagen beginnen te komen in die potten.)

Ineens een bericht van daar. In die richting, ergens. Zomaar. Je schrikt.

(Iets blijft de rest van de dag en nacht in je hoofd ronddwalen.)

Het boek is uit.

Je moet even wachten voor je aan het nieuwe begint. Even toch.

En weer is het zo. Sommige dingen zie je pas in dat boek op het moment waarop je erover begint te schrijven.

Een vroege ochtend. Na een onrustige nacht. De markt. Ja! De druiven zijn er!

Klaar voor een volgend bezoekje. Weer veel te vroeg op het perron. Gretig verder gaan in het nieuwe boek.

Toch nog even iets vragen. Zomaar. Misschien wordt dat stuk van je hoofd wat rustiger dan.

Dingen over de liefde.

Dat landschap.

Die man in de trein komt een beetje te dicht bij jou zitten.

Een mooi gesprek, andermaal. De thema’s komen terug. Je voelt je dankbaar.

Je buik volgt zijn eigen agenda, zo blijkt.

De volgende dag vaststellen dat het nieuwe boek ook al bijna op is.

Ook vaststellen dat je bespreking van dat vorige boek is opgenomen op de site van de auteur. (Maakt je wel een beetje zenuwachtig, met terugwerkende kracht. Misschien heb je echt wel onzin verteld… Of misschien ook niet.)

Het boek is uit. (Het volgende is ondertussen ook gevonden in de stad.)

Je wilt dingen herlezen in dat boek. Voor je er iets over kunt schrijven straks.

Nog een mooi bezoek. De verhalen. Ze komen terug, ze cirkelen rond elkaar, ze dalen in je af, zoeken hun plek ergens onder je huid.

Terwijl je over dat boek zit te schrijven wil je de hele tijd weer stukken opnieuw lezen. En het is alsof je steeds meer ziet.

(Die ene mug in je slaapkamer. Ze blijkt zich toch een beetje koest te houden.)

Op het terras, een koele ochtend. Napraten via de toetsen. Iets over overwegen en leven. (Ze heeft gelijk, ongetwijfeld, zoals altijd. Jij bent er nog niet helemaal uit, denk je, als je eerlijk bent.)

Schoonmaken. Met salsa op de achtergrond.

Je luistert een tweede keer naar die erg mooie radiodocumentaire die je de dag daarvoor al hoorde. Over jonge mensen die uit het leven stapten, en een tocht naar plekken. Zo ontroerend mooi.

In de namiddag begin je in je (weer) nieuwe boek. Je moet je door je rug heen lezen. De napoetsrug is nooit erg genadig. Het is als ploegen naar het boek. Uiteindelijk lukt het een beetje.

En verhalen in je hoofd. Soms denk je: ja, nu weet ik het. Soms denk je: dat dacht je maar.

Geen opmerkingen: