10 juli 2016

Windstreling

’s Avonds laat wenend thuiskomen. Denken: ik wil vakantie. Een welbepaalde soort van vakantie. Of zoiets.

En dat je dan elke keer moet wachten op de nacht. Tot je lichaam zegt dat het er klaar voor is.

De ochtend daarna. Je gaat naar een conferentie. Bij de veiligheidscontrole slaat het apparaat tilt. Je hebt al alles opzij gelegd dat tot getoeter aanleiding zou kunnen geven. Maar op allerlei plekken van je lijf gaan er signalen af. Misschien heb je iets opgespaard in je lichaam.

’s Avonds weer tijd voor de woorden. Alsof je een beetje thuiskomt.

En daarna traag bijpraten bij een vriendin. Je bent een beetje verlegen.

De ochtend daarna op de markt. Je kunt al bijna beginnen te verlangen naar de druiven.

Je denkt aan een verhaal.

Een gesprek aan de kassa. Iets met een tentje.

Misschien ben je wel saai. (Het zij zo.)

Je loopt iets trager, op weg naar huis. Alsof je de stappen wilt voelen.

’s Avonds aan jezelf zeggen dat je nu eens lekker lang mag opblijven. Binnen de kortste keren in slaap vallen in de zetel. Die film die je wou zien al drie keer teruggespoeld. En het dan maar opgeven. Qua film dan toch, niet qua slaap.

Boodschappenronde de volgende ochtend. Anderen zijn beter in het soldengevoel dan jij.

Traag bijpraten met een vriend. Nog steeds een beetje verlegen. De koffie is wel groot.

Later eindelijk die ene plant aanpakken. Hopelijk komt het dit keer wel goed.

En je boek uitlezen op het terras. (Het lijkt al een beetje vakantie.)

Iets beseffen over de liefde.

Een stukje schrijven over een boek. Het maakt je altijd een beetje zenuwachtig. Het is altijd een beetje een examen. Je weet nooit vooraf waar je stukje naartoe zal gaan. Je observeert de woorden terwijl ze komen. Pas daarna besef je wat je van het boek vond.

Dit keer echt paraat. Met volle overtuiging om niet in slaap te vallen bij de film. Een andere film dan die van de dag daarvoor. Wat een mooie film. Wat een overweldigende actrice. (Je denkt: ik zou het haar moeten zeggen, op een of andere manier. Maar dat zou wel erg onnozel zijn.)

Een akelige droom, waar je maar niet uit los kunt komen, zo net voor het wakker worden.

Je zou graag hebben dat al die mensen in de trein wat stiller zouden zijn. Om een of andere reden.

Tussen het lezen door hoor je ook nog gesprekken in je eigen hoofd.

Hoe je later denkt: soms is er een teveel van iets, is er te veel tegelijk, het zou in doses moeten komen, misschien zou het dan beter gaan.

Iets beseffen over de liefde.

Denken aan een verhaal dat je eerder vertelde. Denken aan een verhaal dat je had willen vertellen.

Sommige dingen veranderen niet. Je zou willen dat het anders was. Maar het is niet zo.

In de trein. Hevige emoties bij het lezen. En je bent ook trots.

Op dezelfde plek, in dezelfde straat van eerder die week. Je loopt iets trager, op weg naar huis. De wind streelt je. Je had het niet verwacht.

Je denkt: ik moet iets zeggen, het is belangrijk.

Soms voel je je machteloos.

Thuis de dingen traag opruimen. De doos blijft nog even op de tafel staan. Die inkijken kun je nog niet.

Het eten is voorspelbaar op een zondagavond. (Het zij zo.) (Het is wel lekker.)

Iets beseffen.

Geen opmerkingen: