15 april 2017

Die ogen, en

‘Hier zitten we dan.’
‘Ja.’
‘Ben je bang?’
‘Een beetje maar.’
‘Het hoeft niet. En het is goed om met jou hier te zijn. We hadden dit al eerder moeten doen.’
‘Het is raar, dat dingen die eigenlijk zo vanzelfsprekend zijn je toch ook zo bang kunnen maken. Zonder reden waarschijnlijk.’
‘Dat denk ik niet. Ik ken je al langer. Het is wel mooi.’
‘Het is een rustige plek hier.’
‘Dat zei ik je toch.’
‘Het is een beetje ingewikkeld om naar zo’n plek te verlangen.’
‘Kom je een beetje dichter bij me zitten? Dat zou ik wel fijn vinden. Het is goed.’
‘Vanmorgen dacht ik het nog. Dat ik ergens wou zijn waar ik de mensen helemaal kon zien. Ik bedoel daarmee iets als in een traag gesprek. En dat je elkaar dan helemaal kunt vertrouwen. Dat je weet dat de ander je ook ziet.’
‘Dat is nu wel zo. Minstens.’
‘Soms wil ik ook daarom gewoon alleen zijn. Weg van de dingen. Weg van dingen daarbuiten die me opeisen.’
‘Ik vond gisteren dat je zo moe leek. Je ogen waren vermoeid. Het werd beter in de loop van de avond.’
‘Ja, dat was wel zo.’
‘Wie zei dat jij alleen met je hoofd zou leven vergist zich, heel erg.’
‘Ik heb nog zitten denken aan wat je vertelde over de ogen van die man. Dat hij je niet aankeek, in je ogen, terwijl hij sprak. Het maakte me zo droevig.’
‘Ja? Waarom?’
‘Ik vond het gewoon erg voor jou. En het is ook raar.’
‘Misschien is hij gewoon raar.’
‘Soms ben ik wel bang om in de ogen van iemand te kijken. Alsof ik dan te veel laat zien of zo. Alsof ik zomaar een verbinding zou kunnen krijgen waar ik geen recht op heb.’
‘Geen recht? Wat is dat nu voor een onzin?’
‘Ik kan het niet goed uitleggen. Alsof je iets ziet dat er al is, dat er al was. Het is iets dat heel gewoon is, en daarom ook bedreigend.’
‘Ik denk dat je wel weet wat het is. En misschien is het net wel goed dat je blijft kijken, en niet wegkijkt.’
‘Maar als ik niet kan vluchten, dan zie ik wat er hier is. Dan zie ik iets als deze plek. Hoe vanzelfsprekend ze zou kunnen zijn, eigenlijk.’
‘Je bent te hard voor jezelf. En dat is niet nodig.’
‘Hoe voelde je je, toen die man niet in je ogen keek?’
‘Een beetje genegeerd. En eenzaam. En te groot, of te hoekig of te ik weet het niet.’
‘Niet kijken is ook je kwetsbaarheid vermijden. En daarmee duw je de ander wel weg.’
‘Ik heb ook nog zitten denken over het verhaal dat jij vertelde. Over die vrouw die zo reageerde op wat je zei. Het voelde als niet eerlijk aan. Jij probeerde het snel weer te herstellen, terwijl jij dat eigenlijk niet moest doen. En zij deed niets, integendeel.’
‘Tja, misschien heb ik wel veel geleerd nu.’
‘Je verdient dat niet.’
‘Ik heb een paar van dat soort inzichten gehad de voorbije weken. Dat ik dingen zie die ik tevoren misschien niet wou zien. Niet dat ik ineens kwaad ga worden of zo. Het is meer iets van een grens zien.’
‘Gelukkig is die er hier nu niet, of zoiets.’
‘We moeten dit vaker doen, denk ik.’
‘Eindelijk.’

Geen opmerkingen: