02 april 2017

Soms onderweg

Soms ben je bang. Al enkele dagen is het alsof je bijna ziek zult worden. Alsof er bijna koorts gaat komen. Het doet pijn op je gevoelige plekken, daar waar de spanning blijkt te zitten. En je weet dat het niet erg is, dat je gewoon kunt wachten, tot je lichaam dat allemaal even regelt. Gewoon. Je mag erop vertrouwen, dat het zich weer helemaal herstelt. En ineens, een flits, ergens een geheugen in je lichaam. Toen. Die zeurderige bijnakoorts, wekenlang. En wat er eigenlijk aan de hand was. En ineens ben je bang. Je kunt gewoon vertrouwen, dat weet je. Soms vertrouw je dat niet, zo blijkt.

Soms leer je iets over de liefde. Misschien is het vooral verwoorden wat je al wist, of verondersteld werd te weten, wat anderen al zagen of wisten. Je hoort het jezelf zeggen. En als je het zo zegt, dan klinkt het bijna dapper.

Soms zie je iets. Zoals kleine meisjes die groot worden. Ze vertellen je iets, of niet. Ze blijken zich allerlei woorden te herinneren die jij ooit zei. Je wordt er meteen op aangesproken. Ze kijken. Vertellen verhalen. Jij stelt waarschijnlijk rare of domme vragen, zo hoort dat ook voor oude mensen natuurlijk. Ze laten je iets zien, en niet. En nadien zweven die dingen door je hoofd.

Soms ben je alleen. Wat meestal helemaal niet zo erg is, integendeel vaak. Tot ineens, soms, ergens in een nacht, of op een onverwacht moment het ineens opvalt. Zodat je het ziet, of zo.

Soms ben je gelukkig. Zomaar. (Veel somsen zijn nog altijd soms.) Je staat bij het raam te kijken naar buiten. En je denkt ineens dat je daar wilt zijn, op die plek waar je bent, dat je weet dat je daar naartoe wilt als je er niet bent.

Soms ben je wie je wilt zijn. Dan lijkt het ineens, in een vliedend moment, dat je iemand bent geworden die je ooit wilde zijn, hoewel je toen niet wist wat dat dan zou zijn. Soms, dus.

Soms ben je oud. Als iemand je vraagt hoe oud je bent, veronderstellend dat je een klein beetje jonger bent dan hij is. En als je het dan zegt, krijg je meteen te horen dat je nog heel jong bent. Waarna dan steeds dezelfde verklaringen volgen.

Soms ben je niet bang. Je staat op, zegt iets. Je weet wat je wilt zeggen, waar je naartoe wilt. Terwijl je daar staat denk dat je dat vroeger misschien niet zou hebben gedaan, maar dat je het nu wel doet, en dat je helemaal niet bang bent.

Soms zit je gewoon te lezen. Soms is het alsof je gewoon dicht bij een boek bent, soms is het alsof je dicht bij de persoon bent die het heeft geschreven.

Soms kijk je alleen maar graag. Hoe lichamen bewegen. Hoe ze zich hun evenwichten en verhoudingen herinneren. Hoe dat alles overloopt in jouw herinneringen. En hoe dat mooi is.

Soms zie je foto’s. Die er zouden kunnen zijn.

Soms kijk je naar foto’s. En zie je nauwelijks iets.

Soms is er pijn. Net te veel. Je hebt geleerd niet opstandig te zijn. Je hebt geleerd het te laten, soms als niet meer dan achtergrondgeruis. Soms lukt dat niet. Soms zeg je er iets van tegen jezelf. Soms niet.

Soms schuif je weg in een zoete slaap. En klopt alles.

Soms vraag je je helemaal niets af.

Soms wil je geen berichten. Soms wel.

Soms leer je iets over de liefde. Terwijl beelden in je hoofd door elkaar schuiven.

Soms controleer je even of al je herinneringen nog in orde zijn.

Soms ben je heel verlegen. Je vertelt iets over je voornemens voor dit jaar, en hoe je ermee bezig bent. Dingen die je niet meer voor je uit mag schuiven, denk je.

Soms vertel je dingen die je vroeger nooit zou vertellen.

Geen opmerkingen: