09 april 2017

Een andere reis

Klaar voor de reis, naar het andere land. Naar waar je graag wilt zijn op deze dag.

Dit keer een andere route. Eerst naar beneden, om daarna weer naar boven te gaan. Die route nam je nooit eerder. Het voelt meteen al spannend.

Het is zo mooi, die stad in het ochtendlicht. (Je kunt de stad denken in de regen, met een grijze lucht, maar nu is alles anders.)

Het is zo wonderlijk, zo naast de brede rivier rijden. (Alsof iets blij is om zich aan jou te laten zien.)

(Hoe zou het zijn als je nu een brief zou schrijven?)

(Je gaat nog even verder in de kranten. Het verse boek is voor na de volgende overstap.)

Je hebt het amper gemerkt, waar je over de grens ging. Je zag het toen je aan de andere kant was. Misschien wou je het niet juist weten.

Het landschap. Je zou de verhalen willen zien, die bij dit landschap horen.

(De man die de tickets komt controleren lijkt gekleed te zijn alsof er elke dag terroristen in de trein zitten.)

Je komt langzaam binnen in het nieuwe boek. (Met de grens ben je ook van taal gewisseld.)

(Je denkt aan iemand. Wat mis je eigenlijk?)

Langs deze weg bewegen de herinneringen anders, denk je.

(Het landschap buiten lijkt stiller en rustiger dan de harde en scherpe stemmen rondom jou.)

(Hoe zou het zijn om nu niet alleen te reizen? Zou de bestemming anders zijn?)

Aangekomen. (Het blijft altijd een beetje akelig om van die hoge trap naar beneden te gaan. De man naast je verstijft even, en gaat daarna heel behoedzaam naar beneden.)

Het deed zo goed om daar te zijn, daar waar je wilde zijn. Je bent ondertussen weer op weg. Terug naar van waar je kwam.

(Misschien ben je ouder geworden. En daardoor vrijer. Van iets.)

(Je denkt aan het woord grens.)

Je vertrekt met de zon in je gelaat.

(Zoveel informatie in de trein. Wil je dat echt allemaal weten? Mag er niets betoverd blijven?)

(Je zou iemand een bericht willen sturen. Dat je hier bent. Wat dus daar zal zijn voor die ander.)

De reis terug is anders, zoals steeds. Ga je van de ene naar de andere wereld?

Het landschap wordt vriendelijker, dichter bij de grens.

(Iets met je huid.)

De zon blijft bij je.

Even denk je dat de trein naar het einde van iets gaat. Naar Patagonië misschien. En dat je daar, bij dat einde, zou kunnen stranden.

De trein versnelt, naar dat eindpunt. Het is misschien enkel een punt waar de trein stopt, waar het ene land bijna stopt. Je zou er kunnen stranden, maar je kunt er ook de volgende trein nemen, weet je, of zou je moeten weten.

(Welke brief zou je nu schrijven?)

(Een verlangen om veel weg te doen, ineens.)

(Een verlangen om aan de andere kant van de grens te zijn. Misschien een verlangen om niet te stranden. Misschien een verlangen naar andere herinneringen, hoewel je dat nog niet beseft.)

De andere trein brengt je over de grens, volgt de brede rivier. Nu met het avondlicht.

Je wacht in het grote station. Als je naar de sporen kijkt, is het niet zo immens. Als je naar de overkapping kijkt, is het meer dan groot. Het is een beetje magisch, kijken naar hoe de mensen bewegen.

En ineens zijn de herinneringen er. Reizen die met deze plek iets hebben. Ze komen weer bij je. Je hoort stemmen zeggen, dat het jammer is dat iets voorbij is.

De trein vertrekt weer. De stad ziet er anders uit, nu in het licht van de avond. Of ligt het alleen aan de vertrekkende trein? Die lichte droefenis die over de stad hangt. Een andere wijsheid.

(Het zijn de herinneringen. Ze horen bij deze rit, bij deze trein, bij dit ritme, dit bewegen, dit landschap.)

De zon is de hele tijd bij je gebleven, nu nog steeds. Van daar naar hier. (Onderweg de hele tijd bij hier, dus.)

(Herinneringen. Dit stukje van de reis. Waar onherroepelijk een vakantie voorbij was. Waar je hoopte dat de trein trager zou rijden. En de trein die zich daar niets van aantrok, integendeel.)

Je leest in je boek. Je zou willen dat de trein trager zou rijden, zodat je nog net iets meer uit kunt hebben, voor je weer thuis bent.

Het is stil in de trein. Er zijn alleen de zachte geluiden van de beweging. De tintels onder je huid. (Alsof iedereen het weet, dat van die herinneringen.)

Je komt aan. En de zon is er nog. Ze glimlacht even naar je.

Het was een andere reis. (Het zal nog even duren eer je weet wat dat betekent.)

Geen opmerkingen: