17 februari 2018

Nabij en meer

Een verjaarweek. Het ligt je eigenlijk wel een beetje beter. (Na alle fijne momenten die er al waren, loopt het nog even door.) Niet te veel aandacht tegelijk, en zo ook je verlegenheid een beetje kunnen spreiden.

En natuurlijk ook veel andere dingen.

Zoals de wasmachinemeneer. Hij vertelt honderduit. En zal volgende week terugkomen met het vervangstuk. Ondertussen kun je nog allerlei bezweringsrituelen uitvoeren opdat de machine niet meer stilvalt, ergens onderweg. Misschien heeft zo’n machine ook wel af en toe zin om gewoon te zeggen dat het even genoeg geweest is, met al dat draaien.

Een bijzondere avond, die je erg ontroert. Eerst vaststellen dat de echte sleutel naar iemands hart dus wel degelijk bloedvlekken heeft. Want om dat hart te bereiken moet je door het bloed. Ook nog iets over mattentaarten. En ook een wereld van sprookjes (met gelukkig deskundig commentaar voor nietswetenden, zoals jij). Een mooi gesprek, dat je erg ontroert, om allerlei redenen.

Soms begrijp je dingen zelf maar terwijl je ze vertelt.

Soms veranderen vertelde verhalen iets aan je lichaam.

Een andere dag. Je krijgt dierbaar bezoek uit het land in het noorden. Voor hen ga je nog even een hemels brood halen bij de korstmevrouw. Ze blijft kijken terwijl ze spreekt, jij bent een beetje verlegen. Het brood is nog warm. De geur van brood kan een mens gelukkig maken, denk je.

Het voelt goed dat ze er zijn. Verhalen worden verder verteld. Van sommige verhalen zie je waar ze de volgende maanden naartoe gaan, waar je zult zijn na, na dat moment dat komt. Het voelt goed om met hen door de stad te lopen. Je bent een beetje trots als je in de boekhandel kunt zeggen dat dat je zus is. Ook later bij de koffiestaalmevrouw. Je blijft even later staan wachten om hen uit te wuiven.

Soms zou je willen dat die knoop ergens net onder je schouders er niet zou zijn. En die andere dingen ook niet. (Soms droom je van een geheel soepel lijf.)

Terwijl je het nieuws ziet over een zoveelste schietpartij sta je te trillen van verontwaardiging. De tranen volgen.

Een rustig gesprek die avond. Het is fijn dat je dat boek cadeau kunt doen. (En dat je zo kunt denken aan de donutmevrouw, en het gesprek dat je met haar had.)

Vroeg uit bed, voor de kookdag.

Een babbel met de marktmeneren. Je daar terwijl afvragen hoe groot een middelgrote venkel is. (In het kader van het bevorderen van de kookstress heb je weer gekozen voor een recept dat je nog nooit eerder maakte uit dat geweldige kookboek. Je hebt, basically, gekozen voor het allereerste recept in het boek.) Allerlei briefjes met lijstjes van boodschappen voor de markt en voor die en die winkel. Gesprekken in de winkel.

De taart is gelukt. De tafel gedekt. De soep is lekker warm. De hoofdschotel staat in de oven te pruttelen. Tussendoor leun je even tegen het aanrecht, zoals je grootvader deed. Het is een mooi ritueel, elk jaar weer. Met die bijzondere vrouwen de avond mogen doorbrengen. Een rivier van verhalen. En weer voelen hoe zij jouw leven mee hebben gemaakt.

Na het feest, het is een deel van het ritueel. Met Joe Henry op de achtergrond alles netjes weer opruimen. Het huis is lief voor je.

Wakker worden met een rug in de knoop, duizelig, daardoor.

Na de boodschappen de afwas van de vorige avond. Alles is netjes aan kant. Nog even de stad in, en dan weer even samen, voor de koffie. Het cadeau dat je van hem krijgt is heel mooi. Je bent weer verlegen. (Hoe mooi het is, dat die mensen zomaar in je leven zijn.)

En in het fijne gesprek daarna duikt de witte zoete aardappel weer op.

(Tussen alles door denk je aan een verhaal dat je die ochtend las en dat je bezorgd maakt.)

Op naar de andere stad.

Je mag weer spreken voor de jonge mensen. Het voelt elke keer weer als een grote eer. De vragen die ze stellen, de antwoorden die ze zelf suggereren, het ontroert je diep. Misschien lukt het je af en toe, om iets over te dragen van wat je leerde, door de jaren. Je vertelt na je lezing aan het meisje hoe je vrede vond, ergens. Ze begrijpt je, denk je. Je voelt je dankbaar dat je het mocht doen.

De treinmeneer is goed gezind.

Je fietst naar huis. Het is goed, denk je.

Geen opmerkingen: