18 februari 2018

Warmer

‘Ik voel me een beetje verlegen nu.’
‘Ik ook.’
‘Dat heft het op dan bij elkaar, we hoeven niet verlegen te zijn.’
‘Jij hebt gemakkelijk praten.’
‘Nou nou, dat zou ik niet zeggen.’
‘Het is alleszins warmer hier dan buiten.’
‘Ik kon het wel gebruiken. Ik wou alleen maar warm, eigenlijk. Mijn lichaam voelde koud aan, de hele tijd. En ik wou alleen maar warm.’
‘Ik zag het aan je.’
‘Het maakt me zo moe allemaal soms. Ik zie niet altijd waar ik naartoe moet. Maar dat is nu even niet erg. Nu zijn we hier, en nu is het warm.’
‘We slaan de warmte op onder onze huid, alsof we een batterij zijn.’
‘O ja. Een herlaadbare liefst.’
‘Vorige nacht droomde ik nog over de zee. Er was veel wind, heel veel wind. Weet je nog toen we die dag aan zee waren, en we op de wind konden leunen? We lieten onszelf vooruit vallen, en we bleven hangen.’
‘Ja, natuurlijk. Ik herinner me nog dat ik wou dat de reis terug, in de trein, nooit zou stoppen.’
‘Dat is een mooie herinnering. Dat ontroert me soms zo. Als een ander dezelfde herinnering heeft, dan is het echt.’
‘Zou het anders niet echt zijn?’
‘Ik weet het niet. Soms heb je dat dingen in jouw hoofd heel belangrijk zijn, en dat je niet weet wat ze voor die ander betekenen. En je durft dat dan niet vragen, bang dat die ander het zich niet herinnert.’
‘Soms kun je ook doen alsof dat moment of die gebeurtenis niet in je herinnering zit, alsof je niet weet waar het over gaat. Terwijl je het natuurlijk wel weet. Om niet te laten merken wat het voor jou is.’
‘Doe jij dat soms?’
‘Misschien wel. Soms.’
‘Ik merk dat ik minder bang ben dan vroeger om zelf de dingen te zeggen. Soms schrik ik van wat ik zelf zeg. Maar eigenlijk is het wel goed. Soms heb je tijd nodig voor een herinnering, en voor de woorden die erbij horen.’
‘Ik was blij met wat je vertelde onlangs. Het was dapper van jou.’
‘Ja? Vond je?’
‘Ja, best wel. Ik had nog geen antwoorden klaar, daar zul je nog even op moeten wachten.’
‘En ondertussen zitten we hier.’
‘We doen dat wel goed.’
‘En ben je al warm aan het worden vanbinnen?’
‘Het begint. Langzaam.’
‘Ik dacht daarnet dat het op een of andere manier goed voelt om ouder te worden. Misschien maakt het je soms onzekerder, maar tegelijk ook rustiger. Zoals nu.’
‘Jij valt steeds beter samen met jezelf, denk ik wel eens.’
‘Jij niet?’
‘Steeds minder, denk ik soms. Maar ik weet dat dat niet klopt. Het feit dat ik me ervan bewust ben, is misschien wel het bewijs. Maar het voelt vaak alsof de stukken van mij alle richtingen uit vliegen.’
‘En nu?’
‘Nu is het goed. Voor zo lang dit duurt, misschien.’
‘Dan blijven we nog even.’
‘We hadden elkaar nog iets beloofd trouwens.’
‘Voor hier?’
‘Misschien wel. Als de tijd zegt dat het goed is.’
‘Wie weet.’
‘Heb je nog zoveel pijn?’
‘Een beetje.’
‘Ja dus.’
‘Een beetje.’
‘Misschien helpt de batterij wel.’
‘Ik hoop het.’

Geen opmerkingen: