03 februari 2018

Daar waar je aarzelt

Je valt in voor een vriend die ziek is. Of je in zijn plaats een lezing zou willen geven, dat was de vraag. Ergens halverwege jezelf zien. Zien hoe het verhaal dat je vertelt jou heeft overgenomen en meeneemt. Even niet weten of dat wel goed is, of je niet een stapje terug moet zetten. En ineens weten dat je dat niet moet doen.

Net voor je belt naar de winkel waar je je wasmachine kocht. De machine is een paar keer stilgevallen. Die kleine drempel die je over moet om te bellen en uit te leggen wat er aan de hand is en dan te wachten op wat men zal zeggen. Vrezen dat je te horen zou kunnen krijgen dat je iets doms hebt gedaan, of niet hebt gedaan. Vrezen dat die meneer of mevrouw een waarschijnlijk heel logische vraag zal gaan stellen en dan niet weten wat je moet antwoorden. (Uiteindelijk blijkt de meneer heel vriendelijk. Hij raadt je aan de filter schoon te maken en er daar het water uit te laten lopen. Hij merkt meteen dat je dat nog niet gedaan had, maar omzeilt het galant. Je bent maar een klein beetje dom.)

Na de vergadering. Je gaat nog even naar een receptie. Net voor je binnengaat moet je over iets heen stappen.

Een aangenaam gesprek met de meneer die je dampkap goed komt aanpassen, zodat je in de toekomst die filterkorrels zelf kunt vervangen. Het is eigenlijk altijd een plezier om mensen bezig te zien die handig zijn, hun vak kennen, en op een rustige manier goed weten wat ze aan het doen zijn. Je merkt aan alles dat hij het al lang doet en dat hij je niets zal wijsmaken. Je zou nog allerlei dingen willen vragen, maar je doet het toch maar niet.

Je zit voor de wasmachine. Je hebt in je hoofd de tips nog even overlopen die de meneer aan de telefoon doorgaf. Je hebt ook de gebruiksaanwijzing nog eens nagelezen. (Maar drie keer.) Net voor je begint nog even één milliseconde overwegen om heel hard weg te lopen, naar Botswana of zo. Dat toch maar niet doen, en gewoon alles netjes schoonmaken, zoals hij had gezegd. Daarna denken dat je toch eigenlijk dus opnieuw een programma moet draaien, om te zien of alles weer werkt. Gedurende een tweede milliseconde alsnog Botswana overwegen. Na wat gedraal ervoor kiezen het kortste programma te draaien, omdat dan de kans dat alles zal ontploffen ook wel kleiner zal zijn. Alles komt goed.

De vorige dag, een uitgebreid gesprek op het werk met de collega’s. Over de wasmachine, en hun belevenissen ermee. Even zie je de ingenieursblik in de ogen van je baas, als hij vertelt hoe leuk hij het vindt om te onderzoeken wat er mis is als er iets niet meer werkt. En daarna veranderen zijn ogen in papaogen, als hij vertederd vertelt over de kleine sokjes van zijn dochters die in de filter terechtkwamen. Bijna zeg je dat je het zo fijn vindt als hij zo vertelt over zijn kinderen.

Je leert iemand in het echt kennen, analoog, als het ware. Je keek ernaar uit om even kennis te maken en haar verhaal te horen. Het is een fijn gesprek, meteen naar de kern. En dan later, heel even aarzelen, en dan toch gewoon laten weten dat het fijn was om kennis te maken. Je weet nooit goed hoe dat moet. Je weet wel dat het erger is als je zoiets niet zou zeggen, dat het zomaar verloren zou kunnen gaan.

Je schrijft een stukje. Het stukje schrijft zichzelf, zo gaat het meestal. Het neemt je mee naar allerlei plekken. Waar dan ineens die kanker opduikt. Zou je er weer iets over zeggen? Even stokt het. En dan gaat het stukje verder. Het mag. Het schuift rustig in het stukje.

Je staat opleiding te geven. Je schakelt over van de ene naar de andere taal. Dat moment in een zin waarop het woord in de andere taal ineens niet komt. En je dan in de zin een woordstapje terug zet en dan weer naar de andere taal gaat.

Op de markt even niet goed weten of je nu net wel of net niet aan die meneer het verhaal moet vertellen van de witte zoete aardappel. Beseffen dat dat toch van belang is in het kader van de universele en kosmische wereldvrede. Hij is zeer blij dat je het hem vertelt.

De man die in het metrostel rondgaat met een bekertje en een bord waarop staat dat hij honger heeft. Je zoekt een geldstuk. Dat ene moment, lichtjes wankel, waarop je het stuk in zijn bekertje legt. En zien dat hij echt heel erg blij is. Hij bedankt je driemaal en stapt uit. Hij lijkt ook een beetje verlegen.

Je stukje is eerder gepubliceerd dan voorzien. Je krijgt heel wat bijzondere reacties. Telkens even niet goed weten wat te zeggen.

Je ploegt door je lijstje met dringende dingen. Ergens halverwege de dag besef je dat het weer niets zal worden met al die plannen die je had. Even wankel je tussen paniek en aanvaarding. (Grote woorden voor dat minuscule niemandsland waar je enkele seconden in zit.)

Je staat op het perron te wachten op de trein. Je hebt een trein net daarvoor laten vertrekken omdat je liever alleen wilt zitten, met wat leegte rondom je. Ineens lijkt je lichaam de terugslag te voelen van die namiddag hard doorwerken. Heel even weet je niet wat er gebeurt. Daarna laat je het gewoon voorbij drijven.

Je stuurt je stukje door aan iemand. (Na even aarzelen, natuurlijk. Maar ze zou het wel willen, denk je.) Er komt een mooie reactie. Je zou haar willen vragen iets te vertellen over haar kinderen. Het zal voor een andere keer zijn.

Net voor de vergadering begint er even helemaal geen zin in hebben. Te moe, te veel dingen die je nog moet doen. Het moment voorbij laten stromen, en heel rustig aan de vergadering beginnen.

Voor je gaat slapen in je hoofd een herinnering met iemand dichterbij halen. Even twijfelen, en dan toch voelen dat het goed is die herinnering nog even aan te raken. Alsof het klopt.

Je staat klaar om een hele namiddag te spreken voor een groep. Die lezing geef je voor het eerst. Ze zit al een week in je hoofd te borrelen. Je voelt nu stilaan waar je naartoe wilt, en wat je wilt overbrengen. Je bent vertrokken voor een rit van meer dan twee uur. Net na die eerste vijf minuten beseffen dat je vertrokken bent, en niet zeker weten of je goed aan zult komen.

De heel mooie woorden van die man, na je lezing. Hij heeft helemaal begrepen wat je wou doen, denk je. Hij zag wat er diep in je gebeurde. Je voelt je vereerd en dankbaar. Even ben je verlegen. Daarna buig je zachtjes.

Geen opmerkingen: