25 februari 2018

Kleine gedachten

Wat er gebeurt in het kantelen tussen twee momenten.

Al de deadlines die je moet halen. Niet denken aan wat je niet doet, zoals niets.

Niet goed weten of die persoon met wie je hebt afgesproken een man of een vrouw is. Toch eerst maar even checken.

Het een beetje koud hebben. Niet weten of je mag verlangen naar warmte.

De mevrouw die je rug onder handen neemt. Beseffen hoe je lichaam zou kunnen voelen. En in de war zijn.

Bij het einde van een dag thuis werken is de afstand van de ene naar de andere kamer korter dan de treinrit op de andere dagen, en de tijd die daarvoor nodig is. Thuis gaat het te snel.

In de zaal zitten, achteraan. Iemand op het podium noemt jouw naam. Je knikt.

Iemand komt je vragen of jij die Jan bent die net op het podium genoemd is. Je vraagt je af of je beantwoordt aan de Jan die hij verwacht had.

De hele tijd achter iemand aan fietsen. Haar niet voorbij steken. Om een of andere reden.

Snel in een diepe slaap vallen, telkens weer.

Het woord genot is een ingewikkeld woord voor jou. Iemand zou je aanraden om het woord woord weg te laten.

Je zou de tafel verdere moeten opruimen. Iets wil nog even wachten.

De marktmeneren zijn altijd in voor een grapje.

De wasmachinemeneer komt je apparaat nu echt herstellen. Hij laat je een ingewikkelde tabel zien met codes om het ding te programmeren dat hij weer in je machine steekt. En het wordt al snel een boeiend gesprek over de circulaire economie. En dan zijn er nog mensen die het een abstract concept vinden. Of zoiets.

Je lichaam herinnert zich momenten van verdwijnen.

Je denkt aan iemand.

De dingen die je nog klaar zou moeten krijgen. Je ademt opnieuw, en doet het.

Je hebt al een tijdje niets meer gehoord van iemand.

Op weg naar huis, uitkijkend naar eindelijk een min of meer lege avond. Tot een telefoon onderweg. Je probeert niet te denken aan wat je niet zult doen.

Vroeg opstaan, bij het begin van een drukke dag. En ook nog die tekst nakijken. Je hoofd lijkt een beetje te stotteren.

Onderweg na de boodschappen ook nog mattentaarten meenemen.

Iets in je is heel rustig. Misschien omdat het de laatste keer is. Je beweegt anders.

Je zit vooraan op een stoel, en beseft dat je nog snel even moet bedenken wat je moet zeggen daar. Het komt wel, denk je.

Je ziet de mensen. Ze zijn bezig. Het voelt goed dat je kunt kijken.

Een vriend vertelt je iets. Misschien wist je het al. Je denkt dat het goed is, dat hij het zegt.

Je staat aan de microfoon. Je bent rustig, stel je vast. Je denkt aan je beste vriend. Het is ook voor hem, zoals altijd.

Ineens weer beseffen hoe groot je bent. Niet goed weten of je je daarvoor moet schamen.

Hoe verwarrend het nog steeds kan voelen, dat het zomaar warm is binnen, terwijl het buiten koud is. Waaraan heb je dat verdiend?

De mattentaartenmissie gaat op het laatste moment niet door.

Je doet je best om wakker te blijven voor de televisie. Het lukt niet echt, eigenlijk.

Diepe dromen.

Een beetje hoekig de dag starten. Misschien ben je wel oud.

Zoals altijd, schrikken als je jezelf op de foto’s ziet. Sommige gedachten van eerder die week corrigeren.

Vaststellen dat je wasmachine weer helemaal normaal werkt, zonder onderbrekingen. Dat een geschenk vinden.

De dingen die je je had voorgenomen afwerken. Niet denken aan niets. Of boeken. Of zelfs de schoonmaak.

Iets zou je goed kunnen doen, denk je.

Het is koud buiten, stel je vast. Het is warm binnen, stel je ook vast. Je glimlacht.

Geen opmerkingen: