20 mei 2018

Restanten

Daar lig je dan, als eerste patiënt van de week. De pomp van het afzuigsysteem bij de tandarts blijkt het niet te doen. Terwijl de tandarts in de kelder probeert de motor van die pomp weer aan de praat te krijgen lig je te wachten. Het zal zonder moeten, zegt ze. Het lukt net. (Je vroeg je al vaak af of dat zuigding in je mond nu eigenlijk zo’n verschil maakt. Ja dus.)

Op babybezoek. Je had in de winkel al je twijfels of dat petje niet te klein zou zijn. Zelf ben je bij de groothoofdigen. Misschien neem je je hoofdervaring als referentie. Meestal onterecht. In dit geval niet. Het duurt even eer iedereen het toegeeft: het petje is wat krap, voor een zomer die nog moet komen… En zo begint het, groothoofdtrauma’s…

Tijdens de vergadering. Een geweldig goed gebrachte uiteenzetting over hoe je social media moet inzetten. Je luistert geïnteresseerd, bent onder de indruk, en denkt dat het toch eigenlijk ook wel fijn is dat je al oud bent. Maar anderen zullen het ongetwijfeld wel goed doen. Je bent blij voor hen.

Een andere dag. Het lijkt hopeloos, al die elkaar versterkende lijstjes met te doen onder controle te krijgen.

Je staat in de klas. Een fijne jongeman die je erg dierbaar is vroeg je om daar een verhaal te komen brengen. Met vier zijn ze. Ze luisteren aandachtig. Je ziet aan hun ogen hoe de gedachten heen en weer gaan. Een van hen vertelt dat ze graag vroeger zou geleefd hebben. Het raakt je. Je hoort iets van wie je zelf was toen. Het voelt als een voorrecht dat je nu hier mag staan. Iets in je zou hen willen beschermen.

Als je die avond laat thuiskomt, voel je dat de vergadering te lang geduurd heeft voor jou. Je lichaam struikelt een beetje over zichzelf. Het wordt een hoekige nacht.

De volgende ochtend, op de tafel van de kinesiste. Je ziet waar je lichaam uit zou kunnen komen, waar het zou kunnen landen.

Je loopt rond in het natuurgebied. Het water is zwart. De bomen lijken een beetje verweesd. Misschien hebben ze een trauma opgelopen, waardoor ze zich nooit konden hechten aan de aarde.

Een avond. Iets wankelt. Iets als een kleine kortsluiting in je hoofd. Iets als even je adem kwijt, ergens. Je hebt geleerd om te wachten. Tot de dingen zichzelf terugvinden.

Het boek over de liefde brengt je in de war.

De andere dag. Je stem is diep in je lichaam gezakt. Je rug vertelt je iets.

Het etentje. Je rug komt langzaam terug, in een bedding.

Het is belangrijk dat je het cadeau voor die vriendin nog hebt op de dag van haar verjaardag. De mevrouw in de boekhandel zegt dat ze je de vorige avond op de televisie zag. Het maakt je een beetje verlegen, maar je laat het niet merken. Ze vraagt of ze de boeken moet inpakken. Het hoeft niet, zeg je.

Je hoort haar nog even aan de telefoon die avond.

Je kijkt rond tijdens de boekvoorstelling. Even huist je vader in je.

De volgende ochtend heeft de meneer op de markt het koud. Dagen van temperatuurverwarring.

Na het gesprek loop je door de stad, het is ondertussen weer warm geworden. Bijna gaat het fout op het zebrapad.

In de winkel vraag je naast je brood ook nog een stukje gebak. (Je gaat eens wild doen.) Voor het eerst hoor je de stem van die mevrouw.

Na de vergadering die avond sta je buiten nog na te praten. Je bent doodmoe, maar het is een mooi gesprek.

De volgende ochtend in de winkel. Het wekelijkse kaasmoment. Je vraagt ongeveer 500 gram. Zij is altijd een beetje onzeker, weet niet hoeveel het zal worden. Jij ziet telkens hoeveel het zal zijn. Het is een ritueel.

Na de foto voor het persbericht fiets je snel weg. Het cadeau kan eindelijk afgegeven worden. Je hoort de verhalen. En zoals steeds ontroert het bezoek aan de tuin je weer.

Weer thuis ga je zoeken tussen circusartiesten. Pleintjes waarvan je de naam nog niet kende. Iets met bijlen. De kindjes boven achter de ramen klappen telkens mee. Je herkent iemand aan de overkant. (Je hebt altijd al gevonden dat hij te veel haar had, en een te grote snor.)

IJsjesverhalen.

’s Avonds de eerste aflevering van die reeks die je al zo lang wilde zien.

Een rusteloze nacht. Iets maakt je moe.

De volgende ochtend. Je zit te werken. Er komt stilaan orde in de dingen.

Die namiddag. Een hoekje in de grote keuken. (Met je rug komt het vandaag niet meer goed.)

Aan de telefoon vertel je iets over dat boek. Meer lacherig dan je verwarring werkelijk is.

Ergens in de verte is er een onweer. De week legt zich neer.

Geen opmerkingen: