25 december 2019

De reis (en een pakje)

O ja, het pakje is dus goed aangekomen, na een lange reis naar het noorden. Het pakje liet zich rustig dragen, tot ver over de grens. Het voelde zich steeds dichtbij, omarmd en warm. Zelfs beschermd tegen de regen. Het heeft nog even gerust in de hoek van de vernieuwde kamer en liet zich daarna met open armen uitpakken. Het pakje wacht op woorden.

De geschenken, in een grote tas en onder je arm. Zij die geschenken brengen. (De koningen zijn er nog niet, ook zij zijn onderweg, waarschijnlijk.)

Het is rustig in de trein.

(Je zoekt iets. De vorige dag was rusteloos.)

Het landschap lijkt niet zo erg bezig te zijn met Kerstmis. Het is er gewoon, en het was er gisteren ook.

(Je denkt aan die warme hoek in de kamer, met de muren achter je.)

Je weet niet helemaal zeker of er wel verhalen met je mee reizen.

(Iets over het gewicht dat je zelf wilt dragen, tot aan de nieuwe deur.)

De mensen in hun zwarte pakken die je voorbij fietsen. In het boek dat je aan het lezen bent is god een vrouw, vol van mededogen. Voor die mensen op de fiets is god een te vrezen boze man, denk je. Welk kind zou er voor hen geboren zijn vandaag? Misschien een kind dat een plan te vervullen had, een plan dat al vastlag en dat onherroepelijk tot een gruwelijk eenzame dood zou leiden. Het is even alsof je dat kind ziet. In dat even is het zo koud.

Het huis is zo mooi. Het huis heeft nu definitief het oude huis afgeworpen, denk je. Het heeft zichzelf heroverd op de tijd, denk je. Je bent zo blij voor haar, zo trots.

(Iets met afstand en afstand. En bevriezen.)

Je weet nooit helemaal zeker hoe je ergens in moet schuiven, als dat er al zou zijn. Dus je doet maar wat. (Waarschijnlijk doet iedereen maar wat.)

(Je ziet het hier waar je wilde zijn, het was daar.)

Wat je kunt doen, wat je niet kunt doen.

Ze zijn zo groot, denk je. Het maakt je gelukkig, dat je zomaar naar hen mag kijken, terwijl ze daar zijn. (Dit is de plek in hun hoofd, denk je.)

Een uitleg over geurtjes.

Een verhaal over telefoneren.

Je glimlacht.

De pakjes.

(Er zijn stijlen voor het inpakken van cadeautjes. De jouwe is waarschijnlijk als rustiek te omschrijven.)

(Verhalen worden geannexeerd. Je zult er wel nooit tegen kunnen. Wat je verwacht zal ook wel niet kunnen, waarschijnlijk.)

Je kerstlichaam.

Het is mooi hoe de handen de cadeaus in handen nemen.

(Misschien wil je dat de tijd een centrum heeft, of zo.)

Je mist al iets, terwijl je vertrekt. De verhalen die als toeschouwers rustig wachtten, zoals ze altijd deden.

(Je gaat haar een brief schrijven, denk je later.)

(Misschien is je rug gevoelig voor muren die er niet zijn.)

Ergens halverwege begin je de woorden op te schrijven. Je begrijpt iets over afstanden.

Je loopt door de stad naar huis. Iets wordt langzaam rustiger, maar je hebt koud. Je denkt aan warm eten. Zin om te koken heb je niet, maar je zult het toch doen.

Misschien is elke reis tegelijk veel reizen.

Geen opmerkingen: