21 december 2019

Waar het veilig is

Soms, ergens onderweg, een moment.

Even wankelt iets, in dat ene moment. Even zie je hoe onbeschermd je bent. Niet dat er iets staat te gebeuren of zo. Je ziet het gewoon. En het gaat gewoon ook weer over.

Soms.

Het is iets in de opstelling van de mensen rondom je. Of iets dat iemand zegt. Iets herhaalt zich. Je lichaam beslist.

En vaak.

Hoe je gewoon kunt kijken. Hoe je ergens bent. Hoe je spreekt. Hoe je er blijft, in je adem. Misschien is het gegroeid in de jaren.

Thuis komen, en meteen weten waar je bent, waar je wilt zijn. Op die plek.

Iets gaat niet zoals je had voorzien of gewild. Of iets gaat stuk, of komt niet. Alsof iets je ineens in de grond zuigt. En je wacht, en je kijkt. En je doet iets. Je ziet het.

Iets heeft een knop aangezet, in je lichaam. Je ziet het. En er is die beweging met je handen. En je komt terug. Alsof het gemakkelijk is.

Je kijkt naar je stem, naar je adem.

(Iemand zei iets over helen.)

En soms, ineens. Het licht in de slaapkamer ’s nachts, zo lang het nieuwe gordijn er nog niet hangt. Je ligt even binnen als daarvoor, maar ook een beetje buiten. (De beer stelt je gerust.) Iets is zoals vroeger. (Alleen liggen er geen kasseien op de straat aan de andere kant van het raam.) De koplampen buiten, binnen op je muur.

(Iemand zei iets over veilig.)

Je ligt op de tafel. Je geeft je helemaal uit handen in handen. En kijkt, aan de binnenkant van de huid. En het mag. Bijna alsof het vanzelfsprekend is.

Nieuwe herinneringen maken. Misschien nestelen ze zich.

(Iemand zei iets over aarding.)

Misschien wil je stilvallen. Alleen maar zwaartekracht. En wachten.

(Iemand zei iets over die plek aan je heiligbeen. Anderen zegden ook al iets over diezelfde plek. Er is zware doffe pijn, zeg je. Wat je ziet, is groot.)

Je had het zelf gevraagd. En het was goed. (Iets begint te veranderen.)

Je probeert iets uit te leggen over woorden en beelden die in het lichaam geschreven zijn. (Het wordt steeds gemakkelijker om het te vertellen.)

Ze staan allemaal klaar om te helpen. (Je bent daar nooit op voorbereid.)

Die stapels papier, je zou willen dat ze weg waren uit de kamer. Ze doen je anders bewegen, denk je.
(Iemand zegt iets over in je hoofd leven. Het verwart je.)

Een mooi gesprek in de trein. Over talen, en hoe we leven in talen. Het lijkt zo eenvoudig, het gesprek leidt zichzelf.

(Kijken naar alles wat is, dat zou ook helen.)

Je denkt aan een discussie, zoveel jaar geleden. Over een kerstboom. Je kijkt naar het kleine houten kerstboompje. Je kijkt naar de gekleurde lampjes. (Misschien heeft iets zich hersteld.)

De dingen die anders lopen dan je had voorzien. In je hoofd al bijna opgeven wat je wou doen. Dan zien dat je niet hetzelfde, maar toch genoeg, nog kunt doen in de tijd die er nog is. En dat gewoon doen. (Iets over naar de stroom kijken.)

(Iemand zegt iets over wat nog zou kunnen volgen. Je zegt nu al ja.)

Je denkt aan iemand die je steeds ervan kon overtuigen dat alles goed zou komen. Je wist hoe het werkte, maar het gaf niet.

Misschien kunnen dingen kantelen in de tijd.

Geen opmerkingen: