11 november 2020

Een brief aan Julia


Lieve Julia 

Het leek me hoog tijd om nog eens een brief naar je te schrijven. Niet dat ik zoveel belangwekkends te vertellen heb. Er zijn misschien gewoon enkele beelden die ik met je zou willen delen.

Waar sta je als kind en als papa in de ruimte? Ik weet niet goed hoe het voor jou is. Het is een gevoel dat voor veel mensen verschillend is waarschijnlijk. Dat je in een soort keten staat. Je grootouders en ouders staan voor je, als je het als een lijn in de tijd ziet. Als het goed gaat, en als ze er zijn, kun je een beetje achter hun rug schuilen, uit de wind. Soms zijn ze er niet, of maken ze er een rommeltje van, en dan is het alsof ze af en toe een beetje verdwaald zijn. Maar je kunt wel de plek zien waar ze staan, of zouden moeten staan. Als ze sterven, wordt het een lege plek daar. En dan is er de plek achter je. Daar staat iemand waarvoor jij in de wind kunt gaan staan. Dat voor en achter zou je ook om kunnen draaien, met een beeld van ouders die achter je staan, als je de wereld betreedt. Het maakt niet zo uit hoe je de lijn ziet, het lijkt alleszins op een keten, een soort natuurlijk proces. Als je ouders wegvallen en je hebt geen kinderen sta je daar ineens helemaal alleen. Er staan mogelijk nog mensen naast je, zoals een zus of broer als je die hebt. Maar de wind heeft toch een beetje vrij spel.

Misschien is dit voor jou een heel abstract beeld, of iets waar je nog helemaal niet aan toe bent. Het is niet erg. Ik vroeg het me gewoon af, hoe jij die keten voelt. Zie je een lijn die van je grootouders tot bij jou is gekomen? Voelt het goed om hen in jouw lichaam te voelen, in hoe je beweegt of hoe je naar de dingen kijkt? Heb je het gevoel soms dat je een beetje verloren loopt in de tijd als je die band niet voelt? En hoe kijk je naar je papa en je mama? Als je ons in de ruimte zou moeten zetten, hoe zou je dat dan doen, en waar zou je zelf gaan staan?

Soms als ik naar je kijk, terwijl je bezig bent met die 101 dingen die je doet, is het alsof ik de tijd uit handen kan geven aan jou. Wanneer het moment komt dat ik zal sterven, kan ik denken dat iets van het leven dat ik heb mogen dragen overgaat in jou. Misschien is het leven iets als een estafettestok. Als je geen kinderen hebt, kan het zijn dat de stok op de grond valt. Niet dat ik boodschappen heb voor jou, wijze lessen of zo, maar het voelt wel goed te weten dat de stok op een of andere manier bij jou terecht zal komen. Het heeft iets met overgave te maken. Misschien zal ik me gemakkelijker kunnen overgeven aan de dood, omdat ik weet dat de keten verder doorleeft. Ik weet dat het leven bij jou in goede handen is. En als jij zelf kinderen zult krijgen, zul je misschien ook wel zo’n gevoel hebben. Ik zou het graag van je horen, hoe je die dingen aanvoelt.

Er is een beeld dat me verwart. Het beeld van het dragen. Jouw mama droeg je in haar buik. En ik heb je daarna ook in mijn armen gedragen. Zo kon ik je het leven laten zien, in de grote wereld. Ik herinner me nog hoe je soms naar me toe kwam lopen om me te vragen je te dragen. Het liefst wou je zo tegen me aan hangen dat jouw buik tegen de mijne kwam. Ik voelde dan hoe je je vastklampte aan mij. En ik zag hoe je rustig werd. Het is een beeld. Maar als je het ruimer ziet, vraag ik het me vaak af. Of ik jou wel genoeg heb gedragen in het leven. Af en toe eventjes, wanneer het nodig was. Weet je nog hoe het voelde? Welke herinnering heb je erbij?

Soms ben ik bang om oud te worden. En het heeft iets met dat dragen te maken. Het is een mooi beeld. Te weten dat jij daar ook ergens in de buurt zult zijn, als ik op het laatste stuk van de weg ben. Net als alle andere mensen hoop ik dat ik rustig en gezond oud kan worden. En dat je dan alleen maar moet kijken. Dat je vraagt om nog eens alle verhalen te vertellen. En dat zal ik dan doen. Maar ik zou niet willen dat je me moet dragen. Ik kan niet goed uitleggen wat ik daarmee bedoel. Het zal al moeilijk genoeg zijn om je achter te moeten laten.

Na mijn dood mag je wel mijn verhalen dragen. Als ik me voorstel dat jij zelf ook kinderen zou krijgen, en dat je dan af en toe over mij vertelt, een of ander raar verhaal, dan zou dat idee alleen al me een soort veiligheid geven. In de verhalen wil ik wel verdwijnen. Stel dat jij iets aan je kinderen vertelt. En zij doen iets met dat verhaal, als ze klein zijn of later. Dan verandert er telkens iets, wordt het ene verhaal het begin van een volgend verhaal. En zo zou ik dan kunnen verdwijnen, zonder ooit echt verloren te gaan. Wat wel een mooie gedachte is.

Ik weet eigenlijk helemaal niet goed wat ik met deze brief wilde zeggen. En misschien geeft het niet. Misschien begrijp jij een beetje waar dit alles vandaan komt. Vertel me maar, ooit eens, wat je dacht. Het is mooi om te zien, hoe jij en de anderen van jouw generatie zo vanzelfsprekend met de dingen omgaan. Jij zult het dus allemaal heel goed doen, dat weet ik nu al. Het is soms een moeilijk gedachte dat ik waarschijnlijk niet jouw hele leven zal kunnen zien. Als ik heel oud word, zul jij nog altijd jong zijn.

Die plaats in de ruimte dus, daar zou ik graag met jou verder over willen praten. Misschien kan dat wel.

Je papa

Geen opmerkingen: