05 november 2020

Pogingen tot zen


Het voordeel is dat je eeuwig kunt blijven oefenen in onthechting. Elke dag is een kleine spirituele oefening.

Je voornemen dus om – zo mogelijk met milde aandacht – te kijken naar alles wat is.

Je zo organiseren dat je het aantal beelden van dat wat je niet wilt zien beperkt. Lichtjes roepen al tegen woorden die verslag uitbrengen van dat wat je niet wilt zien.

Jezelf uitleggen dat de oefening van in de wereld zijn en je ertoe verhouden erin bestaat dat je ook in de afgrond moet kijken.

Dus toch die beelden zien van die president die zich blijkbaar in het nauw gedreven voelt.

En vaststellen dat de totale onthechting nog niet voor vandaag is.

Voelen hoe zo ongeveer elke cel van je lichamelijke aanwezigheid in de wereld zindert van iets tussen verzet en walging.

Het is alsof je zijn vieze mannelijke geur tot hier kunt ruiken.

Verschillende golven schuiven door elkaar. Er is een golf die heel primair lichamelijk is. Die heeft waarschijnlijk te maken met dingen in jou die gekwetst zijn, doorgegeven doorheen de tijd. Het is een hoogspanning. Die je tegelijk ook laat voelen dat je huid een grens kan voelen, ruiken, tussen iets als goed en kwaad. Er is een golf die te maken heeft met de dingen waar je je het grootste deel van je leven aan hebt gewijd. Je voelt hoe diep die dingen in je lichaam zijn verankerd. Het gaat over waarden.

Er is zoveel pijn, en die stelt je tegelijk ook wel gerust.

Al dat gif, in die weerzinwekkende man, die tegelijk een heel bang en beschadigd jongetje is. Het activeert een of ander immuunsysteem in je huid.

Er is een gevoel van wankelen. Aan de ene kant voelen dat er iets is in jou wat hij nooit zal kunnen raken, wat altijd sterker zal zijn. Daar kun je zitten, in aanwezigheid. Aan de andere kant zien hoe schaamteloos efficiënt zo’n man de dingen naar zijn hand kan zetten. Het ergste is misschien nog die horde meelopers. Zij die beter zouden kunnen weten, zij die een cirkel rondom hem hebben gemaakt en het ultieme nihilisme verdedigen. Wankelen dus een beetje. Je tegelijk rustig voelen in iets dat een kern blijkt te zijn en je ook machteloos voelen.

Je kijkt naar de techniek van het verderf. Je ziet hoe het is voorbereid, hoe het is opgebouwd. Dit is waar het begint, denk je, of al lang bezig was. Dit is waar het misschien nog kan worden tegengehouden, misschien niet meer.

Je lichaam beweegt tussen analyseren, de dingen in een kader zetten, en een rusteloze adem. Telkens ook proberen drie stappen verder te denken, om dan klaar te zijn op alles wat zal komen, en dan helder te kunnen kijken. Je lichaam heeft zichzelf schokdempers aangeleerd, die tegelijk schokvoorspellers en schokuitstellers zijn.

Tussendoor probeer je na te denken over de teksten die je nog moet schrijven de volgende dagen. Dat stukje dat je de volgende dag moet schrijven. Je zou willen dat je niet over hem zou moeten schrijven. Het is alsof hij met zijn toxische kleverigheid anderen kan bezetten, onder hun huid kan kruipen. Je wilt er omheen kunnen schrijven, als een vorm van verzet.

En er is die andere tekst. Je was gevraagd een lezing te geven over amor mundi, liefde voor de wereld. De samenkomst werd afgelast. Je kreeg de vraag een tekst te schrijven. Iets over liefde in de wereld brengen. Je voelt voorlopig alleen maar afstand tussen jezelf en de plek waar je een tekst over de liefde zou kunnen schrijven. Het is alsof die vieze man zich de hele tijd tussen jou en die plek dringt.

Wat er ook zal gebeuren de volgende dagen en uren, je zult die tekst wel schrijven, dat weet je zeker. Misschien moet je even wachten, om traag te ademen, en enkel maar naar die adem te kijken. Misschien moet je iemand aanraken, om zo je huid sneller terug te vinden, samen met de stroom, en het besef van de zee. Misschien kan dat allemaal niet. En misschien is dat de oefening in onthechting.

Het zou natuurlijk ook handig zijn als er snel goed nieuws zou komen.

Je ziet wel de weg, wat er ook gebeurt, denk je.

En iemand die je zeer dierbaar is, zei het je. Dat jij nooit die man zult zijn, dat jij nooit die man geweest bent, dat jij nooit die man kunt worden. En iemand die je zeer dierbaar is, zei het je. Dat je erop kunt vertrouwen.

Het heeft ook iets te maken met dat verlangen, denk je. Om rechtop te staan in de wind, wat er ook gebeurt, en te beschermen wat en wie je lief is. Verlangens kunnen pijn doen, maar ze laten je voelen dat je leeft.

En voor je jezelf uit handen geeft aan de nacht, zul je nog die trage beweging maken met je handen en een lichaam dat die handen volgt. De zon die op- en neergaat, de zee die in- en uitademt. En daarna buig je, in dankbaarheid voor de dag die je zomaar kreeg. Onhoorbaar fluister je iets, tegen wat aanwezig afwezig is, naast je.

Geen opmerkingen: