22 november 2020

Herfstverlangen


‘Die muziek van Leonard Cohen past heel goed bij dit moment, vind ik.’
‘Ja. Er klinkt een soort ingedikt besef van de eindigheid doorheen.’
‘Het past wel bij jou. Jouw melancholie is nog een beetje jonger, maar het is alsof ik jou ook een beetje hoor.’
‘Dat is wel een mooie gedachte.’
‘Het heeft wel iets. Hier nu binnen zitten, lekker warm, en buiten die beelden van de herfstbomen. Het is alsof je ze kunt ruiken, alleen al door ernaar te kijken.’
‘Ja, dat is inderdaad zo. Ik heb altijd gehouden van de herfst. Er is een soort moed voor nodig. Je geeft iets uit handen, je moet iets loslaten. En je hebt vertrouwen of geloof nodig om te wachten op iets dat terug zal keren aan de andere kant van de winter. Misschien moet je het loslaten om te weten dat het in een andere vorm terugkomt. En die andere vorm is anders, los van nu, en tegelijk er ook mee verbonden.’
‘Ik voel dat ook heel sterk zo. En tegelijk is het, als ik eerlijk ben, alsof mijn lichaam soms een beetje bang is van de herfst. Het is alsof het me daarin een beetje tegenspreekt.’
‘Ben je bang van de tijd in je lichaam?’
‘Misschien wel. Al wil ik dat officieel niet toegeven natuurlijk. Ik ben denk ik niet zo goed in ouder worden als jij bent.’
‘Ik weet niet of ik er zo goed in ben in ouder worden. Een vroegere geliefde zei me ooit dat ik beter was in missen dan zij. Soms denk ik dat dat klopt. Al weet ik niet goed of dat zo’n fijne gedachte is.’
‘Je bent er te goed in, denk ik. Het hoeft niet zo te zijn. Dat zei ik je al eerder.’
‘Ik heb met mezelf afgesproken dat ik die gedachte aan de herfst zal geven. Er zal dan wel een soort antwoord terugkomen naar mij, wanneer het tijd is.’
‘Je legt jezelf als het ware in de herfst.’
‘Ja, dat zou je kunnen zeggen.’
‘Ik zal het op het moment zelf vaak niet zeggen, maar een tijd later voel ik steeds dat ik het toch moeilijk heb met onbereikbaarheid. Het onvermogen om elkaar te vinden. Ik ben daar niet zo goed in. Het maakt me kwaad soms, tegen iets. Een soort muur of zo.’
‘En op een bepaald moment kunnen we daar dan met een gevoel van vrede naar kijken.’
‘Is dat nu al zo?’
‘Bijna, denk ik.’
‘Misschien blijft het wel altijd bijna. En is dat onze weg.’
‘Dat zou kunnen.’
‘Het kan zijn dat ik het altijd wel een beetje warm zal krijgen van jouw stem.’
‘En ik zal wel altijd die dingen zien die ik zo mooi vond. En vind natuurlijk. Ook al is het anders.’
‘Ook als ik lelijk zou worden?’
‘Ja.’
‘Dat stelt me wel gerust op een of andere manier.’
‘Er is nog veel voor jou daar in de wereld. Dat weet ik wel zeker.’
‘Soms maakt het me bang, maar ik geloof het ook wel. Voor jou ook trouwens. Laat je lichaam open, voor alle seizoenen. Het is ervoor gemaakt.’
‘Dat is wel een mooie gedachte. Ik zal die ook maar meteen doorgeven aan de herfst.’
‘Misschien weten we nooit helemaal zeker of wij naar de herfst verlangen, of omgekeerd. Ik weet niet helemaal zeker wat die gedachte zou willen zeggen, maar ze klopt, denk ik.’
‘De herfst vraagt ons iets, de herfst laat zich bekijken en aanraken.’
‘Zullen we nog even naar buiten gaan?’
‘Ja, dat is een goed idee. Heb je je regenjas bij?’
‘Ja, dit keer wel.’
‘Dan is het goed.’

Geen opmerkingen: