26 december 2020

Niets zoeken


Wachten op de dagen van niets moeten. Pas dan zal je lichaam iets los kunnen laten. Misschien.

Je weet nog niet wat er zal komen, en wanneer. Je kunt nog niet op die vragen antwoorden. Al zou je ook dat goed willen kunnen doen.

Een mooi gesprek. Je luistert. Het is droef en ook ontroerend. Het leven zoekt een weg.

Een telefoon. Of jij daar die ene doos zou kunnen ophalen.

Logistieke overwegingen in je hoofd. Alles wat fout zou kunnen gaan. Je belt even voor alle zekerheid. Hoe groot is dat? Hoe zwaar is dat? Hoe neem ik dat best mee met de bus en de trein?

Je bent zo moe, en je mag nog niet moe zijn. Eerst moet dat ene nog.

Het ritueel van de nieuwjaarskaarten. Het schrijven van de adressen. De zwarte inkt. Het hoort bij deze dagen, en het is goed.

Soms begrijp je nog steeds niet waar je handschrift vandaan komt.

Wat er zal komen, je weet het niet. Je zult wachten.

Je schrijft het tekstje over dat mooie boek dat je las. Het boek wachtte geduldig. Weer iets dat gedaan is, een evenwicht herstelt zich, een beetje.

Die ene vergadering nog in de ochtend. Zit je mooi rechtop voor het scherm? Zul je snel genoeg kunnen vertrekken om je trein nog te halen.

Onderweg naar het station kun je al enkele nieuwjaarskaarten posten.

In de trein. Weer naar daar. Een vers boek. Oude mannen kijken naar de tijd.

Logistieke overwegingen. Zal de tas sterk genoeg zijn? Zul je die ene bus terug nog op tijd halen? Hoe zal het gaan met die trap daar? Moet je nog iets aan die tas doen?

De bus is te laat, zat vast in de file in het dorp. Je mist de trein net. Je gaat in het kleine station zitten wachten. Je groet de mevrouw die aan het loket zit. Je krijgt een bericht van je maatje. Je hebt een oplossing voor de tas gevonden. Je leest de kaartjes die nog waren binnengekomen. Je groet de mevrouw opnieuw en stapt rustig naar het perron voor de volgende trein.

Je loopt met haar door de stad, bedenk je onderweg. Zij droeg jou voor het leven, jij draagt haar na het leven. Ze zal voor een tijdje bij jou rusten. Tot de zee. Een mooi plekje. Het is goed zo.

Je bent alleen thuis op kerstavond en kerstdag. Het is wel goed, denk je. Je zoekt een niets, en het mag bijna. Je had ook wel graag daar geweest, aan de andere kant van de grens, maar dat zal voor volgend jaar zijn. Je stuurt nog een bericht naar iemand die je dierbaar is en ook alleen.

Vroeg wakker op kerstochtend. Het is stil buiten.

Je werkt de nieuwjaarskaarten af. Het licht is zo mooi buiten. Een lange wandeling. Kaarten bezorgen, foto’s maken, een fijn gesprek. En het licht. En het niets.

Misschien zie je al enkele dingen die zullen komen, ze laten zich vermoeden.

Een gesprek. Iets ontroert, en iets schuurt. Je voelt je onvermogen.

Woelen in een nacht, brieven schrijven in je hoofd. Wachten tot de dingen zich neerleggen.

Iets over het goede willen doen, iets over alleen zijn. Dat zal het worden, denk je.

Je bent zoals steeds vroeg in de winkel. Het is de eerste werkdag van de mevrouw aan de kassa. Je bent haar eerste klant. Het komt allemaal goed, zeg je.

Je weet niet meer goed of je aanraakbaar bent.

Je was in een droom.

Een heel mooi gesprek. Wat je hoort, raakt je heel erg diep.

Je kijkt naar je handen.

Niets, het mag komen, denk je.

Geen opmerkingen: