03 december 2020

Woordverlangen


De dagen zijn gevuld. Alle lege plekken lopen vol.

Je bent onderweg, heen en weer. Je lichaam vraagt ruimte om ook te wankelen, te kijken naar wat beweegt. Die treinrit is goed, als een soort ritueel, je neemt geen werk mee.

Daarna schuiven alle andere dingen op, wringen een beetje tegen elkaar. De woordplek schuift mee, zo lijkt het wel.

Gelukkig heb je je boek bij in de trein, die woorden zijn al dicht bij je. Net als de woorden die je af en toe in je schriftje schrijft.

Maar tussen dat alles is er een woordverlangen. Zitten bij een lege plek op het witte blad dat je scherm is. En wachten tot de woorden komen.

Je lichaam verandert. Iets trekt zich terug uit je schouders en je rug. Je adem legt zich anders neer, een beetje toch. De wereld buiten de woorden is niet veranderd, maar in dit hier is er een eilandje.

Zo zacht mogelijk raak je de letters aan. Alsof de woorden er alleen al daardoor anders uitzien.

Verlangen naar woorden, je voelt het in je huid. Soms is het alsof je het kunt zien in je huid, waar je zult zijn, dan, als je bij de woorden bent.

Met de woorden laat de pijn zich zien. Even bevrijd.

Soms weet je niet naar welke woorden je verlangt, alleen dat je verlangt.

Je denkt aan die vrouw die je ooit beschreef in een van je verhalen. De pijn die ze had in haar armen, daar waar de woorden waren, nog opgesloten. Soms zie je haar.

Je zult nooit goed begrijpen hoe het werkt. Woorden op een rijtje. Ze worden een plek. Je kunt er naartoe gaan. Je kunt voelen dat je er geweest bent, waarna je je neerlegt.

Misschien is het een mysterie. Misschien mag je soms het mysterie aanraken.

Je bent alleen, tegenover de woorden. Je ademt in de woorden, je bent deel van.

In de winkel nam je nog een nieuw potje inkt mee. Zwarte inkt. Wachtend op woorden. Misschien is inkt ook wel verlangen.

Ergens midden in de nacht dacht je aan de woorden die je binnenkort zult schrijven. Je dacht ook nog aan de maan, trouwens.

Soms schuift de ene dag in de andere, is de week weer zomaar voorbij, zo lijkt het. Het heeft iets genadeloos. De woorden zijn plekken waar de zwaartekracht verandert.

Sommige woorden verwarren. Je vraagt aan de mevrouw aan de telefoon om die ene krant naar een ander adres te sturen, wegens nu daar, tot. De mevrouw vraagt wat de einddatum is voor de krant. Je probeert haar uit te leggen dat die vraag een beetje vervelend is. Het duurt even eer ze begrijpt wat ze zelf gezegd heeft.

Je ziet woorden die alles zacht zouden maken. Ze zijn onaanraakbaar.

Je ziet een tekst die je moet schrijven, de volgende dag. De woorden zijn nog niet in je. Ze nemen hun tijd. Geduldig.

Je komt binnen bij de bakker met het lekkere brood. Er staan bordjes bij de broden van de dag. Het is alsof de woorden een warme glans verlenen aan het brood. Zo is het soms ook met je handen.

Na de woorden ga je anders naar de andere kamer. Iets in je is veranderd.

Misschien moet je nog even gaan kijken naar de plek van de maan.

Woorden druppelen door je heen, terwijl je de afwas doet. Ze maken je verdrietig.

De oude man in het woonzorgcentrum, in het journaal. De woorden zijn ineens zo aanwezig.

De varens vertellen je iets.

De tijd laat zich dragen, in de woorden.

Geen opmerkingen: