Een nieuwe week. Je probeert de dagen voor je te zien.
(Je stukje beweegt de wereld in, of zoiets. Je weet nooit waar het naartoe gaat.) (Je zou misschien nog een ander stuk willen schrijven, een van de dagen. Je zoekt nog een poort voor je tekst, waarna de woorden zullen volgen.)
Het overleg. (Iets tussen wat nodig is, wat je zou willen, wat bevochten moet worden.)
Een andere dag. De dag lijkt zo mooi leeg. (Je kunt zomaar een lijstje maken.)
Je hebt een poort. Dat liedje. We hebben de tijd. (Het blijft in je hoofd. Je houdt van die lichte melancholie. Misschien ben je niet bestand tegen lichte melancholie.)
Nu de tekst nog. (Ooit.)
Een andere dag. De opleiding die je te geven hebt. Je belooft ze in het begin allemaal mee te krijgen. Je belooft dolle pret. (Na de les komt iemand je zeggen dat het de leukste les van de hele dag was. Je vraagt of het ook dolle pret was. Ja, zegt ze.)
Je haast je om nog een stuk van de vergadering te halen. (Er is iets met amplitude, en geluidsgolven.)
De avondvergadering. Ze duurt niet al te lang. Je loopt naar huis, met weer dat liedje in je hoofd.
De ochtend. Er is al enkele dagen een onderhuidse spanning, ergens in je huid. (Je kijkt.)
De vergadering duurt een beetje te lang, denk je. Ze lijkt rondjes te draaien.
Op tijd weer thuis, want straks komt ze. (Je probeert nog snel te eten en de afwas te doen, voor ze er zal zijn.) Net gelukt. Ze zet de schaar in je haar. (Ga maar lekker loos, denk je, knip al die krullen maar weg.) Hoe het telkens een bijzonder moment is. Je ziet iets van jullie weg samen, al die jaren. (Kort haar maakt je heel gelukkig. Je zegt het haar nog eens.)
Een andere dag. Je begint al heel vroeg, thuis. (Die spanning is er weer.)
Het overleg. Je bent zo blij haar weer te zien, het lijkt al zo lang geleden. (Je zag er wat bleekjes uit, zegt ze later.)
Na het overleg gaan jullie kijken naar een jonge meid, die voorbij komt fietsen. (Het ontroert je, al die kinderen die naar boven fietsen op de spiraal.)
En ja, we zullen zeker Bach nog eens doen.
Die avond. Je maakt je klaar voor het verhaal dat je straks gaat vertellen. Je luistert naar Bob.
(Je maakt nog een foto van dat plantje dat je kreeg bij de boekvoorstelling. Het is al zo groot geworden.)
Onderweg merk je dat de spanning weer weg is, zoals je had gehoopt. (Je huid voelt kwetsbaar. Misschien mag dat.)
Ze zitten klaar, je begint te vertellen. Het verhaal uit je boek. Je probeert te volgen waar het je naartoe brengt. (Met dat publiek is het wel een beetje spannend, denk je, maar je kleine boeddha staat naast je op de bank.) Ze luisteren zo mooi, denk je. (Het verrast je elke keer weer.) Hun vragen ontroeren je. Je stuntelt ook iets over Bach. (Dankbaar.)
Langzaam in de nacht glijden. (Het verhaal beweegt altijd nog in je lichaam, merk je.)
Een andere dag. Uren onderweg om mooie grote affiches te hangen. (Misschien is het ook wel dolle pret.) Je bent zo trots, voel je. (En Talking Heads zijn er ook bij.)
Later zie je hen nog rond je zitten. (Zouden ze zien dat je zo trots bent op hen?)
Die avond. Beetje zenuwachtig, omdat je de volgende dag zo vroeg op moet.
(Alles klaar, de wekkerradio vroeger ingesteld, de wekker van je smartphone, en toch word je netjes een half uur eerder wakker. Zoals steeds in zo’n geval…)
De stad is nog donker en stil wanneer je naar het station loopt. Enkele mensen zijn op weg naar huis, na een nachtje uit. Rond zeven uur wacht je op het perron op de trein.
In de trein studeer je je eigen boek nog eens in. Het verhaal zit klaar in je hoofd.
In het zaaltje, voor de lezing gaat beginnen. Het kleine meisje zit op het podium te kleuren in haar boek. Ze laat het zien en vraagt of je het mooi vindt. Ja, zeg je. Dat mag niet, zegt ze. De opdracht in het kleurboek was dat ze iets lelijks moest tekenen. (Je dacht eigenlijk al dat dat roze hartje er een beetje wankel uitzag, maar zei het maar niet.) Je vraagt hoe het zou zijn als ze hetzelfde mooi zou tekenen. Mooi, zegt ze. Je houdt wel van roze precies, zeg je. Jaaaa, zegt ze.
Het is een beetje raar, om daar op dat podium te staan. Je begint zo rustig mogelijk te vertellen, probeert alleen maar het verhaal te zijn. (Je luistert naar je stem, volgt je adem.) Je ziet hun tranen.
Ze komen nog enkele dingen vertellen. (Dankbaar.)
Je verdwijnt een beetje in de treinreis terug.
(Thuis wacht de zondagmelancholie rustig op je.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten