25 november 2025

Het jubileum


Hoe je zou schrijven met een zachte hardheid. Hoe je zou vertellen met een rustige, bijna sierlijke, maar genadeloze precisie. Hoe je, met terugwerkende kracht, akte neemt van de gruwel van het leven in een gezin dat gedomineerd werd door een wrede en tegelijk onzekere man. Hoe je naar het systeem van de man kijkt door de vrouw te beschrijven. Hoe dat misschien, in een ander geval, een kans zou geworden zijn tot verzoening. Hoe het uiteindelijk laat zien wat er voorafging aan een moment, een keuze die onherroepelijk was, een moment dat tien jaar later wordt herdacht. Het schrijven, hoe nauwkeurig ook, bevestigt alleen maar een ‘daar’, met een oceaan tussen hier en daar. De verteller legt de lege plek in zichzelf bloot, door te vertellen. Een plek die misschien geen macht meer heeft, maar wel leeg zal blijven. Al is er wel ruimte om verhalen te vertellen, en zo een nieuwe plek te zijn.

In zijn boek Het jubilieum doet de Italiaanse auteur Andrea Bajani het allemaal. Het is een heel bijzonder boek, dat je in één beweging uitleest. Er gaat een merkwaardig soort rust uit van dit boek, dat nochtans de weergave is van de nachtmerrie die een gezin kan zijn. Een gezin dat in gecomprimeerde versie een soort kruispunt is van een groter patriarchaal systeem. De ik als verteller vertelt alles met afstand in de tijd. De ik als auteur zegt in de tekst dat hij een roman schrijft, waardoor hij misschien dichterbij kan komen, door afstand te nemen.

Bij het begin van het boek zegt de ik-verteller dat het tien jaar geleden is dat hij letterlijk afstand nam van zijn ouders. Na een laatste bezoek, waarbij zijn moeder hem nog achterna kwam, was het gedaan. Hij heeft hen nooit meer gezien, veranderde van huis, continent, telefoonnummer. En nu, tien jaar later, gaat hij in zijn hoofd terug naar toen, naar alles wat er vooraf ging aan dat moment. Hij heeft nu zelf zijn eigen gezin, het is nacht, en hij zit te schrijven.

Waarom is hij uiteindelijk definitief weggegaan, nadat hij eerder al afstand genomen had, maar nog telkens terugkwam op bezoek? Dat beschrijft hij in een zachte toon, die in zekere zin daardoor harder wordt. Het gezin, man en vrouw, zoon en dochter, lijdt onder de soms directe en vaak ingehouden of onderhuidse terreur van een dominante en agressieve vader. In wezen is hij een onzekere en bange man, die mogelijk uit een vorm van compensatie de totale controle wil over zijn eigen gezin en het blijkbaar vanzelfsprekend vindt dat hij dat mag doen. Er is een maatschappelijke norm die dat legitimeert. Zijn vrouw is eigenlijk een stuk intelligenter dan hij, had het verder kunnen brengen, had een rijker eigen leven kunnen hebben, had een andere vrouw kunnen zijn. Maar zij is volledig ingekapseld in het net dat hij nauwkeurig rondom haar heeft uitgeworpen. Zij is leeg geworden, een niemand, die alleen mag zijn wat hij toestaat dat ze is. Ze wordt volledig door hem gecontroleerd.

De verteller vertelt zijn verhaal over zijn jeugd in dat gezin door haar te beschrijven. En dat een beetje tot zijn eigen verbazing. Nooit had hij gedacht dat hij over haar zou schrijven, omdat er – zo leek het toch – helemaal niets te vertellen was over haar. Het is alsof, een beetje onverwacht dus, er ineens een stroom op gang komt van herinneringen en beelden. Ze worden niet als een stroom verteld, maar als een geduldig beschrijven van een volgend facet. Met elk stuk zie je de nachtmerrie een beetje beter. De verteller vertelt met grote precisie. Op basis van een aantal elementen achteraan in het verhaal krijg je als lezer de overtuiging dat die kalme precisie als het ware het betere alternatief is voor wat anders agressie zou zijn. Die toon maakt het geheel, met een soort verwarrend lichtheid, genadelozer dan wanneer het een openlijke afrekening zou zijn geworden.

Als lezer verwacht je (of hoop je een klein beetje) dat het terug uit het duistere niets halen van de moeder zal leiden tot iets van een zekere genade. Maar zo werkt het niet. Het is de kracht van dit boek, als roman, dat iemand die verplicht was een ‘niemand’ te worden de hele tijd vooraan in beeld staat. Je ziet haar leven, je ziet wat ze heeft moeten opgeven, je ziet wat haar is aangedaan. Je kunt vermoeden hoe intens haar pijn moet zijn, maar je ziet ook hoe ver die is weggeduwd onder een zelf geconstrueerd harnas van een onverschilligheid uit noodzaak. Je merkt, soms aan kleine details, hoe totaal verstikkend dit alles is voor de ik-verteller. Je ziet ook heel goed hoe het toxische systeem van dit disfunctionele gezin werkt, waarbij de nachtmerrie een normaliteit geworden is. Pas door het afstand nemen kan de verteller stilaan zien hoe het was. Bijna buiten zijn besef om maken de dingen (en zeker ook zijn lichaam dat in opstand komt) hem duidelijk dat hij hen moet achterlaten om zichzelf te redden.

De tragiek van dit alles zit in de onbeweeglijkheid van het systeem. Bij de moeder zijn er enkele momenten van verzet geweest, maar ze is telkens – al dan niet gewillig – teruggekeerd naar die pijnlijke leegte, die nog het enige was wat ze herkende. In een gruwelijk soort verzet van het slachtoffer, bijna een vorm van sublimatie, kiest ze voor een positie van totale overgave, waardoor ze paradoxaal genoeg aan haar man laat voelen dat ze niet bang is van hem. En daardoor verliest hij, de kleine dictator, in zekere zin toch nog, hoewel zij het moet bekopen de hele tijd. Het is een duivelse dynamiek. Je voelt als lezer hoe de zoon op een aantal momenten probeert zijn moeder te beschermen, misschien wel wil redden als hij zou kunnen, maar daarin afgewezen wordt door zijn moeder. Die vaststelling weerspiegelt zich, zo voel je, in een lege plek in hemzelf. Hij heeft als kind geleerd hoe hij zich moest gedragen als zoon, van wie verwacht wordt dat hij van zijn ouders houdt. Maar de onveilige situatie thuis heeft gemaakt dat hij – ook in afwezigheid – geen warme plek kan voelen in zijn lichaam waar de moeder zou zijn. Een plek die door het schrijven van een boek als het ware weer groter had kunnen worden. Maar dat is niet zo. De breuk was de enige manier. Als later blijkt dat zijn vader en moeder op geen enkele manier nog weg raken uit de rol waarin ze terechtgekomen waren, kan hij voelen – aan de andere kant van zijn oceaan – dat hij niets voelt. Het schrijnende moment van het afscheid van zijn moeder, tien jaar geleden, liet heel even een glimmer zien. Een vrouw die beseft dat ze alles zal verliezen wat ze had, maar weet dat het toelaten daarvan tot een totale implosie zal leiden. Door jarenlang preventief die pijn te willen vermijden, had ze al alles verloren, ook al betekende dat een zelfgekozen uitwissing van wie ze was voor een man die haar tot een niets wilde maken, enkel om zijn eigen wankele ik niet onder ogen te moeten komen.

Met Het jubileum heeft Andrea Bajani een zacht maar keihard boek geschreven. De kalmte is bedrieglijk. Het boek als roman is een overwinning op het zwarte gat dat de verteller beschrijft, door zijn moeder in beeld te brengen, wat op zich dan weer een vorm van wraak is op zijn vader die haar onzichtbaar wilde maken. In het verhaal zit er geen troost, in de roman wel. Er is een andere wereld mogelijk, aan de andere kant van de oceaan. De roman is zelf de plek geworden die er vroeger nooit was.

 

21 november 2025

Waar de regenboog de dingen aanraakt


Een nieuwe week. Je bent nog een beetje moe, na een gevuld weekend. Maar de week dient zich wat rustiger aan dan de vorige, meer lege plekken. (Wat je soms wilt zijn, een lege plek.)

Voor je naar de trein gaat, loop je nog even langs de polikliniek, om een afspraak te maken. “U kunt vanmiddag al komen meneer.” Even moet je schakelen in je hoofd, en dan zeg je ja.

De lucht boven de stad is grijs. En ineens is daar de regenboog. Eigenlijk zelfs een dubbele. De buitenste is nauwelijks zichtbaar. Misschien is het een herinnering aan de andere, in dezelfde tijd. En het lijkt alsof de regenboog daar beneden ergens de dingen aanraakt. Je zou kunnen geloven dat je er naartoe zou kunnen gaan, en dan in de kleuren gaan staan. (En zo lang je het niet probeert, kan het dus.)

Het etentje voor je collega die aan zijn pensioen gaat beginnen. Het is een bijzonder moment. Niet altijd besef je dat de tijd beweegt. Ineens zie je het voor je. (Je moet al wat vroeger vertrekken, om straks op tijd te zijn voor het onderzoek.)

Nog even langs huis, voor je weer vertrekt. In de wachtzaal zie je een van je buren. (Zul jij ooit ook zo oud worden?) Hij lijkt zo dapper in het leven te bewegen.

De dokter roept je binnen. Je doet je verhaal, hij volgt mee met je dossier voor zich. De verpleegster komt erbij, hij voert het onderzoek uit. Je krijgt goed nieuws. Als je daarna door de stad loopt, komt er ineens een traan. (Je had het niet verwacht. Het raakt je meer dan je dacht. Iets van die kwetsbaarheid zal wel nooit overgaan, en het is goed.)

Je hebt nog een heel lijstje met dingen te doen. (Het lukt beter nu om je te concentreren.)

Een andere dag. Er is een vraag naar kerstmuziek. (Je bent onder de indruk van je collega’s, die ongeveer elk liedje kennen.)

De afspraak voor het overleg met de minister. Het was al zo vaak uitgesteld, maar nu is hij er wel. Hij oogt een beetje moe in het begin, hij praat zichzelf op gang, en lijkt er dan steeds meer plezier in te krijgen. Hij blijft een half uur langer dan voorzien.

Een gesprek met de mevrouw in de winkel. Hun winkel wordt overgenomen, zal enkele dagen sluiten voor de herinrichting. Je schrikt een beetje, hoopt dat het voor haar en haar collega’s goed zal verlopen.

Een volgende dag. Je vertelt de verhalen aan je kinesiste. (Je wilt altijd enkele verhalen in reserve hebben, merk je. Het doet je denken aan iets wat je zus je ooit vertelde over jou. Misschien had ze wel gelijk, denk je.)

Die middag, het webinar. Jij praat de dingen aan elkaar. Het blijft altijd een beetje spannend. (Apparaten zijn altijd een beetje spannend, misschien is dat het.) Zowat alles loopt heel goed. (Ook dat is weer voorbij.)

Die avond, op weg naar het concert, met een vriendin. (Je hoorde net droevig nieuws.) Je hoopt dat de muzikanten je zullen verrassen. Een mooi plekje, en nog even tijd voor verhalen. De groep begint te spelen. Ze lijken allemaal een beetje verlegen. (Je vraagt je af wie die baslijn speelt.) Het is rustig mooi, met weinig gebaren. Na de pauze is het haar beurt. Vanaf de eerste noot voel je een force of nature. Ze gebruikt de gitaar van de vorige muzikanten, de hare heeft de vliegreis blijkbaar niet overleefd. (Je hebt een beetje medelijden met de gitaar waarop ze speelt, met haar grote gebaren.) Ze lijkt elke vezel van haar lijf in te zetten, met een stem die door alles heen kan gaan. Zo indrukwekkend en intens. (Al ben je stiekem ook wel een beetje blij dat je niet met haar getrouwd bent, of zoiets.) Bij het buitengaan praat je nog even met haar. Ze heeft zich geweldig geamuseerd, zegt ze, en je gelooft haar.

Een andere dag. Je merkt het wanneer je, uit de trein, op weg bent naar het werk. Er is sneeuw gevallen.

Hoe gaat het met jou, wil je weten. Je stuurt haar een bericht. (Iets horen over dat nieuwe leven in dit leven, het is wat je nodig hebt, om een of andere reden.) Het antwoord doet je goed. (Iets is weer thuis.)

Je dagelijkse portie ergernis over de oranje man. “Quiet, quiet, piggy!” (Een golf van woede raast door je heen. Waarom zwijgen al die andere mensen die naast die vrouw staan, in dat vliegtuig? Zijn woordvoerster zal na het incident zijn verwerpelijk gedrag nog goedpraten ook, lees je later. Welk woord zou je ervoor gebruiken?)

Er wordt verder gewerkt aan de kerstsfeer op het werk, zo blijkt.

(Je moet nog altijd die voorbereiding maken voor het panelgesprek tijdens het volgende weekend. Je probeert het al de hele week, telkens schuift er iets tussen. Je moet eerst een lege plek in je hoofd kunnen maken om na te denken.)

Die avond, je probeert nog wat te werken, zodat er ruimte is voor een lege plek.

Een andere dag. Onderweg naar de trein. De mama lijkt gehaast. Ze duwt de kinderwagen met een zekere verbetenheid voor zich uit. De kleine jongen loopt een stuk achter haar. Hij zingt, kijkt verwonderd om zich heen. Alles is geweldig.

(Je denkt aan de vrouw die je in die mooie serie zag. Je zou iets van haar verhaal willen weten.)

Je bent alleen op het werk. (Je doet het licht niet aan, het licht van buiten moet genoeg zijn. Het zal langzaam de dingen overnemen.)

Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar. (De woorden maken een plek. Je ziet het, terwijl ze langzaam op het scherm komen. Misschien hebben ze de hele tijd op elkaar gewacht.)

Je krijgt droevig nieuws. Het zou komen, je wist het, en toch.

Je werkt alle dingen op het lijstje snel af, en wacht dan even, tot je de lege plek voor je ziet. Je maakt de voorbereiding voor het panelgesprek, werkt alles in een keer uit, en verstuurt het.

Op weg naar huis ga je nog even de winkel binnen, als om afscheid te nemen. Iets van de nieuwe winkel lijkt al aanwezig te zijn, als een voorafname op zichzelf.

(Het mag stil zijn, denk je.)

 

16 november 2025

The Bee Sting


Wat een boek… Wat een geweldig boek. Zo tragisch, zo komisch, zo vol mededogen. Zo indrukwekkend zichzelf. Zo prachtig geschreven. Een boek dat op elke bladzijde een beetje ontploft in je hoofd, door schitterende zinnen, onverwachte wendingen, veranderende ritmes, inzichten, … The Bee Sting van de Ierse auteur Paul Murray (vertaald als De bijensteek) is het allemaal, en nog veel meer. Een grote dikke familieroman over de tragische familie Barnes die je als lezer alle hoeken van je emotionele kamer laat zien. Een dik boek dat overvol is van goede ideeën waarbij je je regelmatig afvraagt waar dat allemaal vandaan komt. Een boek over mensen die overeind proberen te blijven wanneer de grond onder hun voeten weg begint te schuiven en niet altijd beseffen dat ze zonder elkaar hun toekomst niet zullen overleven. En een boek dat op een originele manier ingaat op de grote ecologische uitdagingen van vandaag en morgen, zonder je gemakkelijke troost te bieden.

Het boek draait om de levens van de familie Barnes, met vader Dickie, moeder Imelda, dochter Cass en zoon PJ. Het speelt ergens in de nasleep van de economische recessie in het landelijke Ierland. Na de grote economische boom in het land, begint het slechter te gaan. En dat voelt Dickie heel goed. Hij heeft de autogarage van zijn vader Maurice overgenomen, heeft een tijd heel goede zaken gedaan, maar nu gaat het slecht. Hij doet zijn best om het te verbergen, maar het wordt erger en erger. Zijn vrouw Imelda, die was gewend aan een rijke levensstijl, doet ook haar best om de schijn op te houden, maar moet spullen verkopen op eBay. Cass is 17, maakt zich enorm zorgen over de klimaatcrisis en beschouwt haar vaders bedrijf als een van de veroorzakers van al dat leed. Ze vindt haar ouders, met name haar moeder, oppervlakkig en onuitstaanbaar. Ze heeft een intense, maar nogal onevenwichtige, vriendschap met Elaine, naar wie ze erg opkijkt. Met haar wil ze naar Dublin gaan om te gaan studeren en zo te ontsnappen. PJ is 12, een naïeve jongen die net tussen kind en toekomstige puber zit. Hij probeert het gezin bij elkaar te houden, is bang dat hij zal worden weggestuurd naar een kostschool als het fout gaat tussen zijn ouders. Op school is hij het slachtoffer van een bully. Alle vier zoeken ze onhandig hun weg, waarbij ze door onhandige keuzes of tegenslag hun eigen ellende nog vergroten. Er is dus ook nog Maurice, de vader van Dickie, die het bedrijf succesvol maakte in de goede jaren, en nu zit te rentenieren in Portugal. Kan hij redding brengen? En er is Mike, de vader van Elaine, die enkele (economische en amoureuze) buitenkansen ziet in de neergang van de garage.

Het boek is heel ingenieus opgebouwd, in verschillende vormen en registers. Je leert als lezer de voorgeschiedenis kennen van Dickie en Imelda. Hun verhalen worden geweven tussen de tragikomische gebeurtenissen in het nu. Imelda, die uit een zeer arm en disfunctioneel gezin komt, was ooit hevig verliefd op Frank, de broer van Dickie. Ze zouden trouwen. Dickie was van de twee broers de intellectueel, die in Dublin ging studeren. Frank, een lokale beroemdheid in het voetbal, was de publiekslieveling en zou de garage overnemen. De dingen zijn anders gegaan dan oorspronkelijk gedacht, en ieder probeert er op haar of zijn manier het beste van te maken, al blijven de geesten van vroegere dromen of nooit uitgesproken geheimen de hele tijd in de buurt. Imelda kijkt machteloos toe hoe Dickie samen met een prepper een soort bunker begint te bouwen waar ze zich zullen kunnen beschermen tegen de nakende apocalyps. Ze verlangt naar iets dat de leegte die ze in zich voelt kan helen, nadat de mensen bij wie ze zich echt veilig en geliefd voelde verdwijnen uit het leven. Ze weet ook niet goed wie en hoe ze moet zijn voor haar kinderen, die op hun manier volledig vastlopen in hun pogingen om een plek te vinden in de wereld. Als lezer zie je alles gebeuren. Je zou hen tegen zichzelf willen kunnen beschermen, maar moet toekijken hoe het telkens – nadat het even goed leek te gaan – toch weer een beetje fout gaat.

Wat zo mooi is aan het boek, is dat die vier echt een heel eigen stem hebben en bewegen in een eigen wereld. Je voelt en hoort helemaal hoe het is om twaalf te zijn in zo’n gezin. Je voelt hoe zo’n jongen nog niet begrijpt hoe de dingen in de grote wereld in elkaar zitten en hoe hij via magisch denken de brokken weer zou willen kunnen lijmen. Je voelt hoe zo’n meid van zeventien zich op sleeptouw laat nemen door een vriendin, hoe ze beweegt en handelt in functie van de blikken van anderen, hoe ze zich helemaal laat gaan, hoe ze heel stoer in die grote stad ineens beseft hoe kwetsbaar ze is. In Dickie zie je een man die op alle mogelijke manieren probeert het goede te doen, en zo gezien wil worden, wat ertoe leidt dat hij zichzelf onderuit haalt. En Imelda, die nooit de kans kreeg op een goede opleiding maar wel het ‘mooiste meisje’ was, probeert zich staande te houden, vastbesloten te ontsnappen uit het geweld van haar jeugd.

Het boek werkt op veel niveaus tegelijk, in het verhaal en in de vorm van het boek. Als lezer voel je je de hele tijd betrokken bij deze echte authentieke mensen die stuntelen en struikelen op weg naar hun dromen. Je bent gecharmeerd, je bent kwaad, je moet ongelooflijk lachen, je bent verdrietig, allemaal tegelijk, soms binnen een zelfde pagina. Naargelang de situatie, het moment in de tijd of het personage beweegt de tekst zich ongelooflijk knap in verschillende stijlregisters. De verteller straalt op een of andere manier erg veel zelfvertrouwen uit, neemt je mee in dit boek dat niet zomaar rechtlijnig is en dat geen gemakkelijker ‘closure’ geeft. Het microverhaal van de verhoudingen tussen die mensen staat naast andere lagen. Het boek is ook een reflectie over opgroeien in een ingewikkelde wereld, over relaties tussen ouders en hun kinderen, over de wisselwerking tussen een economische crisis en de kansen van mensen uit verschillende klassen, over levenskeuzes in een land dat lang onder een loodzware druk van de katholieke kerk gebukt ging, en nog veel meer. Zo zit het omgaan met een dreigende klimaatcrisis op een heel ingenieuze manier verwerkt in het boek. Die grote dreiging van daarbuiten, waarop heel verschillende antwoorden mogelijk zijn, uit zich in spanningen tussen familieleden die alleen een beetje verloren lopen.

Dat verloren lopen blijft je misschien wel het meest bij. Op hun manier hebben de vier hoofdpersonages allemaal grotere of kleinere geheimen. Ze vertellen niet alles tegen elkaar, klampen zich soms vast aan iets dat ze zouden willen zijn, iets dat door anderen zal gezien worden, en verliezen zo elkaar. Het boek neemt zijn tijd, al heb je als lezer het gevoel dat het de hele tijd blijft stromen. Maar die tijd geeft breedte aan de personages. Wanneer je in het begin van het boek, door de ogen van de kinderen naar de beide ouders kijkt, dan lijkt het alsof ze oppervlakkige en onwetende wezens zijn. Maar dan neemt het boek alle ruimte om telkens als in een verhaal in het verhaal te schetsen wat er voorafging aan dit nu. En zo ga je stap voor stap heel anders kijken naar Dickie en Imelda. In Dickie zie je iemand die door de maatschappelijke context, onverwachte gebeurtenissen en een gebrek aan moed vastloopt in zijn pogingen om als ‘de goede’ te worden gezien, waarna hij als het ware zichzelf wil laten straffen voor zijn falen. Imelda is misschien wel het meest indrukwekkende personage. Ze is complex, tegelijk gedreven door romantische dromen en ook strategisch uit noodzaak. Ze draagt de kwetsuren van een vreselijke jeugd en probeert te laveren in een ingewikkelde wereld, waarbij die mensen bij wie ze zich echt veilig voelde uit beeld zijn. Het hele boek ademt mededogen voor deze personages die je als het ware de hele tijd kunt horen en zien. Zullen ze het redden? Naarmate je dichter bij het (ongelooflijk spannende) einde van het boek komt, zie je dat ze allemaal elkaar nodig hebben, en dat dat de enige weg is voor hen. En daarmee geeft het boek meteen ook een subtiel antwoord op de grote vragen die het behandelt. The Bee Sting is een magistraal goed boek.

15 november 2025

Verkleinwoord


Een nieuwe week. Je denkt nog aan het mooie concert van zondagmorgen. Hoe die wonderlijke stem en de accordeon om elkaar heen cirkelden.

Je bent alleen op het werk. Het is zo’n tussenindag. Je hapert nog een beetje, ergens in het bekken. (Die ochtend, sok aantrekken, jsakkaaaa!!!, iets schiet in of uit de juiste haak. Even lijkt het of er iets los is, of het heel even stroomt, je krijgt tranen in je ogen. Innerlijke dialoog: blijven bewegen Jean. Pijn of niet, toch maar naar het werk gaan. Stevig doorstappen, proberen een wat salsa-achtige bekkenbeweging te maken tijdens het stappen, er is toch niemand die het ziet.) Het doet nog wat pijn, af en toe.

Op tijd thuis, zodat je op tijd ook weer kunt vertrekken voor de lezing.

Je zoekt een goed plekje in de zaal. (Je had hier ooit nog les, in een vorig leven.) De zaal loopt vol. De auteur komt binnen. Hij antwoordt rustig maar doelgericht op de vragen, zoekt geen veilige omwegen. Wat een mooie mens, denk je.

Een andere dag. De dag dat de oorlog stopte. Je probeert soepel door de stad te stappen naar de plaats van de bijeenkomst. (De salsa is eigenlijk nog steeds suboptimaal.) De mensen komen aan, in kleine golfjes. Je herkent de gezichten van elk jaar. Enkele toespraken. Een koor. (Wat doet ze dat goed steeds, die dirigente.) Elk jaar staan jullie hier. Tot voor enkele jaren was het steeds een ijzig koude dag, dat lijkt voorbij. (Het maakt je een beetje verdrietig.)

Je kijkt nog eens naar de oude foto van de jongen die je ooit was. (Een Jantje.) Ze was bij je zus terechtgekomen, maar reisde terug met jou. Je ziet zoveel. Dat weerbarstige haar dat steeds plat naar voor gekamd werd voor een foto. De golven leggen zich evenwel niet helemaal neer. (Misschien wou de zee je toen al iets zeggen.)

Na de middag, op weg naar het museum in die andere stad. Nog een laatste stuk te gaan in het dikke boek.

Je komt in het museum, je was er nog nooit. Het is heel erg druk, alleszins voor die ene tentoonstelling. Het maakt je een beetje rusteloos. Liever zou je – net als veel anderen – willen dolen door ruimtes die iets leger zijn, met meer stilte tussen jou en die wonderlijke foto’s en die bijzondere schilderijen. De zee is er overal. Het fascineert je. Je voelt de zee, je voelt waar je vandaan komt. En tegelijk is de zee in die foto’s zo onkenbaar. (Misschien duwt ze jouw liefde weg, misschien vraagt ze je te wachten.)

Je gaat ook nog naar de andere zalen, met al die oude schilderijen. Het is er rustig, de ruimtes ademen anders. Je koopt nog het fotoboek en vertrekt weer, iets eerder dan je had voorzien. Je wilt een beetje alleen zijn. De wagon waarin je zit is net iets te vol, net iets te luid (hoewel het de stiltewagon is). Je had even alleen willen zijn met de foto’s, en de zee. Je laat het voor thuis, en leest verder in het dikke boek, dat die avond nog uit zal zijn.

Een andere dag. De kinesiste kijkt naar je bekken en zet alles weer in de juiste haak. Je voelt het meteen. (Misschien zijn er nog allerlei bekkentheorieën denkbaar, maar nu even niet, denk je, en je dartelt naar de trein. Min of meer.)

Die avond is er het panelgesprek. Eerst is er nog de conferentie, waar je de foto’s maakt. Je zoekt hoeken, je zoekt lijnen. (En je kijkt naar de tijd die voorbij gaat.)

(Je denkt, ergens in je huid, aan een kind dat in de wereld zal komen. Je denkt dat het deze dag zal zijn. Het is alsof de rivier je iets zegt.)

Er is nog zoveel te doen, je doet het belangrijkste. In de trein terug maak je de voorbereiding van je tussenkomst die avond. Je loopt nog langs de boekhandel voor een stapel boeken, voor je gasten van die avond. (En tussendoor komen er nog de hele tijd mails, zucht.)

Je bent op tijd in de zaal, de laatste dingen worden voorbereid, de mensen komen binnen, het begint. Het wordt een mooie avond. De man op het scherm is vol lof over de tekst die je maakte. Daarna mag je het panel modereren. (Je probeert het klein te maken, alsof ze nog net iets dichter bij elkaar zitten.) Het gesprek beweegt rustig heen en weer, net zoals je hoopte. Je krijgt veel mooie reacties.

Het duurt lang eer de nacht zich in jou neerlegt.

Een andere dag. Een vroeg overleg. Iets maakt je verdrietig, iets maakt je gelukkig.

Je krijgt een bericht, een kind is in de wereld gekomen. (Je voelt hoe de rivier iets vult in je.)

(Het lijstje is nog steeds lang, dingen schuiven door naar de volgende dag.)

Die avond, een bijzonder etentje. Je zoekt de tafel die voor jou gereserveerd is. Er staat: “Welkom Jan.” Op de tafel daarnaast staat er: “Welkom Janneke.” Het etentje dus. Voor een grote jarige meid. (Je ziet haar groeien, denk je, je mag het zien.) Je kijkt naar het gesprek, hoe het verder beweegt tussen haar, haar mama en zus, en jou. Je probeert iets uit te leggen, over de zin van het leven. (Je probeert woorden te zoeken die je zelf ooit graag had gehoord, denk je, en het is aan jou nu.) Iets ontroert je heel erg. (Iets over plekken.)

De volgende dag. Nog even langs de dokter voor je naar het werk vertrekt. (Toch maar dat onderzoek.)

De vrijdagtekst lijkt wel een stresstest, een lange beweging.

Die namiddag, je hebt twee panelgesprekken te modereren. De zaal is groot, je gasten lijken zo ver weg te zitten op het brede podium. (Je probeert het een beetje kleiner te maken met je stem.) Het gaat goed.

(Het concept ‘vragen uit het publiek’ blijkt ingewikkeld voor sommigen, zoals je had verwacht. Het voorspelbare statement is geen vraag, het is eigenlijk gewoon vermoeiend arrogant. Maar je houdt de pret erin.)

Nog snel even over huis, dat mooie jasje vervangen door een trui. Vertrekken naar je afspraak, er is nog één tafeltje vrij. Een mooi gesprek, je bent erg onder de indruk van de verhalen. Het leven is sterk, gelukkig. (Je bent een beetje moe, zou genoeg nacht moeten laten om de volgende dag nog te doen wat nodig is.)

Een vroege ochtend. Je zou nog enkele uren willen werken aan de presentatie die je die namiddag zult geven.

Je kijkt naar de plant op de tafel. Je probeerde hem te beschermen de voorbije maanden. Het leek min of meer te lukken. Nu niet meer, vrees je. (Misschien is je liefde niet genoeg om iets in het leven te houden.)

Tussen je voorbereiding nog snel even de weekendboodschappen. Je voelt dat je nog een uurtje meer had willen hebben, maar het is tijd om de trein te nemen. Ter plekke pas je nog enkele laatste dingen aan in je presentatie, en dan mag het beginnen. Ze zitten al klaar om naar je te luisteren. Je praat jezelf op gang. (Er is een plek waar je naartoe moet gaan, misschien is dat ook een rivier.) Ze vragen honderduit, je ziet hen denken, terwijl je vertelt. Het is een geschenk.

In de trein terug wil je alleen maar een beetje voor je uit zitten kijken. Op weg naar huis kom je nog iemand tegen die je al lang niet meer gezien had. Het is goed, de dag mag zich neerleggen.