29 juni 2025

Oroppa


Wat een boek… Wat een duizelingwekkend boek. Het laat je verloren lopen in verhalen, in iets wat een parallel universum lijkt, maar dat eigenlijk helemaal niet is. Het gaat over sporen van een pijnlijk verleden, hoe die blijven bewegen in lichamen. Het gaat over verlangen en dromen, en pijnlijke waarheden die niet in beeld mogen komen. Het boek Oroppa van de Nederlandse Safae el Khannoussi is een overweldigend boek dat je op zachte manier in het gezicht slaat. Het is een triomf van de taal, van wat het Nederlands kan. Deze debuutroman is ondertussen terecht bedolven onder lof en prijzen.

Waar gaat dit boek over? Die vraag is eigenlijk niet te beantwoorden. Ergens in een middelpunt van dit krioelende geheel van verhalen zit het verhaal van Salomé Abergel. Zij is een Joods-Marokkaanse kunstenaar. Ze zat een tijd in de gevangenis in Marokko, tijdens de ‘jaren van lood’ van de dictatuur. Ze woonde in een huis in Amsterdam, maar is daar plots vertrokken. In de kelder bevinden zich nog de schilderijen die ze maakte. Er is een man die een snackbar heeft (hij noemt het “restaurant”) die de nalatenschap van Salomé wil beschermen en aan een medewerkster vraagt om in het leegstaande huis t gaan wonen. Er is een zoon van Salomé die een kroeg heeft in Parijs en die op zoek gaat naar de sporen van zijn moeder. Er is een man die ooit een beul was in de gevangenis waar Salomé verbleef. En er zijn nog heel wat andere personages die zelf op een of andere manier ergens een of andere connectie hebben met Salomé. Er zijn verhalen die andere verhalen spiegelen.

Het klinkt misschien raar, maar de ervaring van het lezen is een van de antwoorden op de vraag waar dit boek over gaat. Als lezer stap je in het boek en al snel is het alsof je de weg kwijt bent. Het ene verhaal, het ene personage, leidt naar het andere. Ze krioelen door elkaar, in Amsterdam, Parijs, Marokko, Tunesië, Algerije, in het verleden, in het nu, in een droomwereld. Je probeert het eerst nog een beetje vast te houden in je hoofd, maar dat lukt al snel niet meer. En het hoeft ook niet. Je kunt dit boek allee lezen door je eraan over te geven.

Door de verhalen kom je al snel in een soort andere wereld, die zich niet zomaar laat lezen. Je ziet mensen die een beetje in de marge van de samenleving leven. Ze overleven, zijn weerbarstig en creatief. Ze brengen heel veel tijd door in cafés, waar ze eindeloos verhalen vertellen. Ze zijn onderweg, gestrand, verloren en bezig een plek te maken, allemaal tegelijk. Langzaam maar zeker zie je hoe de diepe trauma’s van de verschrikkelijke dingen die in Marokko gebeurden hun sporen hebben nagelaten. Niet dat ze er op zich, analyserend, over praten. Ze gaan verder, de hele tijd. Tot ineens een voormalige gevangene en voormalige beul bij elkaar aan de deur staan en er een kortsluiting in de tijd komt. Kinderen werden geboren in vreselijke omstandigheden en zoeken later naar hun moeder, terwijl ze er ook zo ver mogelijk van weg willen blijven.

Dat kluwen van verhalen vormt een soort wereld (een ‘21ste arrondissement’) die als een soort onder- of achterwereld voor velen uit beeld blijft. De mooie façade vooraan kan maar bestaan met wat aan de andere kant gebeurt. Die wereld zit vol met zoekende, vaak gekwetste mensen, maar bruist ook tegelijk van verhalen die eindeloos verteld kunnen worden, als een manier van zijn. Het boek laat die wereld voelen, aanraken bijna. Maar je kunt die niet zomaar vatten of controleren of benoemen. Er is een eigen ritme, stuwend en ontsnappend, levendig, ontroerend en grappig. Dit boek lezen is jezelf een beetje loslaten en gewoon volgen.

Het boek zegt zo ook heel veel over Europa. Er is het droom-Europa, Oroppa, waar mensen op afstand een beeld van hadden, waar ze naartoe wilden. De realiteit van het werkelijke Europa is echter heel anders. Je leest hoe migranten in de duisternis Europa binnenkomen en hoe ze uiteindelijk een plek moeten zoeken in een omgeving die helemaal niet zo vriendelijk of ruimdenkend is dan ze verwacht hadden. Met grote verlangens raken ze toch niet zomaar weg uit de marge van de maatschappij, door allerlei vormen van onrecht, door de littekens die ze meedragen. De façade van het mooie Europa kan alleen bestaan door het Oroppa dat je als lezer in dit boek kunt voelen. Het is bijzonder knap hoe de auteur dit alles niet benoemt of al te duidelijk ‘toont’ of erover reflecteert. Het is de stroom van het boek zelf die de sleutel vormt. En zo vormt het op een bijzonder intelligente manier een kritiek op de ontmenselijkende manier waarop er door een aantal groepen over ‘de’ migranten wordt gesproken. Wij ook zijn Europa, zegt dit boek. Dit is Europa, die wereld die uit het zicht bleef is geen parallel universum, het is hetzelfde.

Safae el Khannoussi heeft met Oroppa een indrukwekkende krachttoer uitgehaald. Ze doet dat in een Nederlands dat beweeglijk, krachtig en pulserend is. Een triomf van de taal. Er spreekt een soort soevereine rust uit de vorm van dit boek, in de structuur en de taal. Het boek past niet in het model van een klassieke roman. Het heeft een heel eigen vorm en structuur, met verschillende tekstsoorten door elkaar, voortgestuwd door verhalen die niet naar één centrum gaan, maar bestaan in het uitzwermen. De omwegen, daar waar je verdwaalt, daar gebeurt het. Aan dat alles moet je je als lezer overgeven, anders loop je vast, of krijg je het gevoel dat alles verwarrend is of dat je niet kunt volgen. De auteur heeft met dit boek een Europese roman geschreven die een schijnbaar vanzelfsprekende kwaliteit en ambitie uitstraalt. Grote literatuur.

27 juni 2025

Zoeken naar beelden


 

Hopen dat de week leeg zal zijn, zodat je alleen maar zou moeten drijven. (Het lukt net niet.)

(Verlangen naar tijdverlies, of zoiets.)

(Misschien alleen een beeld zijn. Misschien alleen een rivier.)

De tekst in elkaar schuiven. Het verslag maken. (Alle opvolgpuntjes netjes in een lijstje. Alsof alles onder controle is. Traag.)

Tussendoor denken aan die vraag. (Geef vijf liedjes die belangrijk zijn in jouw leven.) Onmogelijke vraag.

Een andere dag. Het is druk in de metro. Je ziet je collega een paar meter verder staan. Je wacht tot er minder volk is om naar haar toe te schuiven.

Het is ongeveer ginder, zeg je. (Alle straatjes zijn blijkbaar gemaakt om verloren te lopen, om je niet te kunnen oriënteren. Wegwijzers leiden nergens naartoe. Misschien ben je op weg naar nergens.)

De vergadering. (Iets over de dingen kunnen vinden. Iets over zoeken. Woordplekken.)

Snel weer terug, na de vergadering. Je kijkt naar gezichten, luistert naar woorden, in de metro. (De ene taal lijkt zomaar in de andere te vloeien, zonder grens.)

Je tekstachterstand inhalen. (Misschien was de tekst, nog niet gemaakt, al op je aan het wachten.)

(Je denkt tussendoor nog aan wat je zag, een ochtend. Eerst de ambulance, dan de politie, dan de brandweer, met de ladderwagen. Iemand moest via het terras met de ladder naar beneden gehaald worden. Hopelijk is alles goed gegaan met haar.)

Je collega wil je vergadering van de volgende dag van je overnemen. (Dan kun je tussendoor snel even gaan kijken, denk je.)

De volgende dag. Je hoort een verhaal, hoe kleine kinderen die op het strand ineens weg zijn met de wind mee lopen.

Het wordt warm, is er gezegd.

Op tijd thuis, snel weer weg. (Ze had je gevraagd of je wilde komen kijken naar haar optreden. Subtiel, niet gevraagd, gevraagd, dus. En of je redelijk onherkenbaar aanwezig afwezig zou kunnen zijn.)

Je bent (natuurlijk) goed op tijd, zoekt een plekje op de trappen. (Subtiel duidelijk zwaaien. Voor de anderen ben je waarschijnlijk ‘die oude man die daar zit, met zijn hoed’.)

Ze staan te spelen, beetje onwennig, beetje stoer, geoefend in street credibility en cool staan en bewegen. (Het ontroert je.) En daar staat zij ook, met haar saxofoon. (Je bent trots, blij voor haar.)

Later, weer thuis. (Hoe moet je nu in godsnaam vijf liedjes kiezen? Lijstjes en verhalen in je hoofd.)

De nacht lijkt onrustig. (De nacht zoekt zichzelf, zoekt iets dat koel is, maar lijkt niet aan zichzelf te kunnen ontsnappen.)

Een andere dag. (Natuurlijk weer veel te vroeg in de wachtkamer.) Ze roept je al binnen, en kan er zo meteen aan beginnen. Die oude vulling eruit, na vijfentwintig jaar. (Met of zonder verdoving?) En dan ook nog het verwijderen van de tandsteen. (Moet zowat het hoogtepunt van het jaar zijn, of toch niet.) Snerpende geluiden, die in je lichaam lijken te galmen.

En je haalt toch nog die ene trein.

De vergadering mag lekker snel gaan, denk je. (Er is iets met flauwe grappen.) (Flauwe grappen kunnen soms wel een bijdrage leveren aan de universele wereldvrede.) (En iets met het woord huppeldepup.)

En weer vertrekken voor weer een vergadering.

(Je zou liever gewoon willen blijven. Met alleen woorden. En de droom van tijdverlies.)

Je krijgt bericht over de teksten die je de volgende weken nog moet schrijven. (Iets lijkt je hoofdpijn te geven.)

Je moet ook nog die andere vraag beantwoorden. (Niet alleen de liedjes, ook nog vertellen over jouw levensloop. Als voorbereiding voor dat gesprek van volgende week.)

Hoe beschrijf je je eigen levensloop? (Ben je een verhaal?)

(Ingewikkelde dromen.)

En weer een nieuwe dag. Je moet nuchter blijven. (Je zet al wel koffie, voor straks. Mag je ruiken aan koffie als je nuchter moet blijven? Voor alle zekerheid maar niet.)

De dokter neemt bloed uit je arm. (Het laatste onderzoek, zoals elk voorjaar.) Je had nog een vraag. Ze legt iets uit, heel omzichtig, met alle nuances. (Je bent blij dat ze altijd eerlijk antwoordt. Je bent in de war, ook.) (Hoe weet je nu of je de goede dingen doet, om in het leven te blijven?)

Weer thuis. (De koffie is zo lekker.)

De meneer die je gasketel komt controleren begint er meteen aan. (Hij legt altijd zijn materiaal op je wasmachine, weet je van de vorige keren. Je had het oppervlak toch maar snel nog even schoongemaakt die ochtend. Alsof je over een goede indruk maken controle zou hebben.)

Daarna weer de trein, voor de rest van de dag wil je graag op die plek ginder zijn.

(Je denkt aan beelden.)

Je zoekt de laatste woorden voor de tekst over je levensloop, en zegt daarbij iets over de woorden.

Weer op weg naar huis. (Je bent moe.) In de winkelstraat kijk je naar de mensen. (Waarom lopen zoveel mensen zigzag?)

Voor je thuis bent, wil je een beeld zien. Iets met lijnen en kleuren dat zich pas laat zien in de omgeving wanneer jij ernaar kijkt. Zodra je het bevrijdt uit de omgeving, wordt het een beeld. Je ziet bouwafval. Metalen balken, houten platen. Ze zeggen ook iets over de tijd, denk je.

(Je hebt een beeld, je mag binnen, je hebt een verhaal, je bent een verhaal.)

22 juni 2025

Aan deze kant van het nu


Misschien is er een moment.

Net dat ene moment dat je in de lucht stil hangt.

Even gewichtloos.

Tot de schommel weer in de beweging terugkeert.

Misschien verlang je naar dat moment.

Tussen twee seizoenen.

Alsof je daar dan zou kunnen zijn.

Ook al weet je.

Het moment kan zich niet losmaken van de tijd.

Voor en nu en na, ze zijn allemaal hier.

Iets in het kantelen maakt je verdrietig.

Telkens weer.

Misschien had je dagen moeten zitten, en kijken, om er beter te zijn.

In dat niet-moment.

En misschien was het goed, zoals het was.

Misschien heb je gevierd.

Toen je naar het verlangen keek.

En de rivier bij je bleef.

Misschien is dat moment, dat niet-moment, in je.

Wacht het op zien, gezien.

En wat je zou troosten.

Je zag de handen.

Je zag de plek.

Misschien mag het water.

Waar iemand je een verhaal vertelde.

En de dingen zich neerleggen.

En de tijd voor en nu en na is.

Misschien deed je genoeg.

Was het er al.

Iets in het kantelen maakt je moe.

Ook al wacht het rusten op je.

Om in dit hier te zijn, hoef je niet weg te gaan.

Wat nu nog daar lijkt, is al hier, misschien.

Het wacht.

Er is nog iets met de kinderen, denk je.

En de verhalen.

Je blijft, in dat verdwijnen, in dat terugkeren.