(Of je daar nu wel over zou schrijven.)
(Of jij dat recht wel hebt.)
(Of het niet onmiddellijk zal gedempt worden.)
Het was vroeg opstaan. Vroeg in de trein, om op tijd in die andere stad te zijn. Om iets te vertellen over je boek, iets te vertellen over Julia. (Ze hadden gevraagd dat je een brief zou maken, dus maakte je een brief.)
Je bent al week bij het begin van het gesprek. (Misschien ben je ook gewoon wat moe, na een korte nacht.) Je kijkt en luistert naar die mooie jonge mensen. Ze vertellen hun verhalen. Het is mooi hoe ze stap voor stap dichter bij die kwetsbare plek komen. Het ontroert je, hoe dat werkt, met het opschrijven van wat ze denken. (Straks is het jouw beurt. Je zou het goed willen doen.) Je hoort nieuwe dingen, ziet dingen die je nog niet eerder zo begreep, ze worden nu duidelijk. Iets over het belang van rouwen. En over hoe je verschillende dingen tegelijk mag zijn. En er zijn verhalen van moeders of bijna-moeders in de groep. Ze raken je diep.
Je vertelt over je boek. (Het is een beetje zoeken naar het ritme, in het Engels, maar het lukt wel, denk je.) Je leest de brief voor die je schreef aan Julia.
“Je bent er in het echt nooit gekomen, maar je bent er wel, altijd, elke dag. Ook in afwezigheid kun je zijn. Ik kan jou zien. En soms kan ik de vader zien die ik had kunnen zijn.”
(Hoe moeilijk het telkens is om het woord vader te gebruiken in een zin in de eerste persoon. Misschien is het een woord dat niet bij mag zijn. Zegt iets, ergens.)
Je voelt je zo dankbaar met hun reacties, met de plek die zij waren voor jouw verhaal. (Het maakt je een beetje verlegen.)
“Ik weet niet of je kwaad bent op mij. Ik hoop dat je soms kunt zien dat ik het wel geprobeerd heb, en dat ik dat voor jou deed. Misschien kan ik ondanks al het falen toch een veilige plek zijn voor jou.”
Nadien praten jullie nog even verder tijdens het eten. Wat je hoort ontroert je diep. (Het is alsof je er gewoon mag zijn met je verhaal.) Het is een geschenk, dat je daar mag zijn.
“Als ik dat alles mag zijn, kan ik ook de vader zijn die jou nooit in de steek zal laten. Het verscheurt me dat ik je niet kan beschermen als ik straks niet meer in deze wereld zal zijn. Maar ik zal blijven wenen en roepen tot mijn laatste dag. En ik zal naast je blijven zitten.”
Terug op weg naar het station. Alles gaat door je heen. (Misschien was het gesprek groter dan jij bent? Misschien was je brief veel groter dan jij bent?)
En het is er allebei, ergens in je lichaam, tegelijk. Iets dat rustig is, dat je zegt dat het goed was dat je dat verhaal vertelde, dat je die brief maakte. Het maakt je zacht en week, en het mag. En aan de andere kant iets dat zegt: ik had nooit een vader kunnen zijn, nooit die vader kunnen zijn. (Waar in jezelf zou je moeten halen wat je nodig zou hebben? Zijn in afwezigheid is misschien alleen maar wensdenken.)
En de volgende dagen blijft het door je heen gaan. Elke dag kijk je naar een aflevering van die mooie reeks. Elke dag raakt het je zo diep. Het is zo intens, zoveel liefde, zoveel haperen in de liefde. Zoveel gezin. Vaders en moeders die met elkaar en voor elkaar vechten. (Zo kan het dus zijn.)
(Het is zoveel, het is zoveel. Al die liefde en al dat falen, het is een plek die zo groot is. Een plek die niet in je lichaam past, zo lijkt het wel.)
(Hoe je dat alles zou moeten kunnen zijn, hoe je in dat alles zou moeten kunnen bewegen en een veilige plek zijn voor anderen, en dat in afwezigheid. Het beangstigt je.)
(Je denkt aan wat die goede vriendin je ooit zei: nu zou je het kunnen, nu zou je er klaar voor zijn. En het was zo lief, want ze zag ook de gaten in je lichaam, en ze zei dat het goed zou zijn. Misschien is die gedachte genoeg, misschien is het goed dat je niet verder bent gekomen dan die woorden, misschien is er daarin een liefde. Al mag niemand dat zeggen.)
Vader is een moeilijk woord. Het zal nooit bij je horen, en tegelijk zal het er altijd zijn. Misschien is dat de plek waar je naartoe moet gaan, misschien ben je daar al.
Later die week loop je na een vergadering door het park in Brussel. Je ziet een beeld. Het is ruw, lijkt opgesloten in de tijd. Het zwijgt. Misschien heeft het ook een lege plek, misschien niet. En iemand heeft die lippen gekleurd. En dat verandert alles. Je weet niet wat het wil zeggen, je weet niet waarom net dat beeld je zo raakt. Maar misschien hoef je niet alles te weten.