01 november 2008

Ramblin' On My Mind


Robert Johnson is even in de buurt. Met Love In Vain, Kind Hearted Woman Blues, Sweet Home Chicago, en Ramblin’ On My Mind. De man van wie maar een of twee foto’s bestaan. Maar een handvol opnames. En alle verhalen. Dat pact met de duivel is er nooit geweest denk ik. Maar misschien staat hij nog altijd aan de crossroads. Op een of andere manier hoort hij bij deze dag. In een moment van genade heeft een of andere god ervoor gezorgd dat die opnames toen gemaakt zijn. Het was 1936 en 1937. Je zet de plaat op, en uit het niets komt hij naar je toe. Uit een ander universum. Met een andere tijdrekening, parallel aan de onze. Tot je ineens beseft, voor het eerst, dat het niet zo is. Ik zie het gelaat van mijn grootvader. Hij is 36 en 37 op datzelfde moment. Hij is bezig aan een kast of een tafel. Terwijl, in San Antonio of Dallas, zingt een zwarte zanger die paar liedjes in. Ze zullen, zo zal later blijken, alles veranderen. Robert zal zelf zelfs geen 36 worden. 27, meer niet. Werelden naast elkaar. Fons heeft nooit geweten dat Robert er was, denk ik. Vandaag is een goede dag om het hem te vertellen. Fons zit in mijn handen, en Robert zit in die plaat. Ze staan wat onwennig bij elkaar. De ene voelt zich alleen goed als hij achter zijn gitaar zit te spelen, de andere zoekt het liefst het hout op. Het is goed zo.

De doden zijn overal vandaag. Misschien is het oneerbiedig, maar ik heb me altijd afgevraagd of de doden het niet een klein beetje vervelend vinden dat er op die ene dag zoveel volk tegelijk komt. Of er niet wat bezoekspreiding zou kunnen georganiseerd worden of zo. Ik denk dat Julia het maar niets zou vinden, al die drukte. Kom maar gewoon een andere keer, als er niemand is, zou ze zeggen. Of hou me gewoon altijd dicht bij je, zoals je nu al doet. Dan heb ik altijd warm. Zou ze dat zeggen? Ik wou dat ze dat zou zeggen.

Ze zijn even in het nieuws. Als aantal. De miljoenen mensen die zijn gestorven in het oosten van Congo. Ze hebben mij nooit gekend. Ik heb hen nooit gezien. Er is niets waardoor ik hen kan herinneren. Alleen dat ze er geweest zijn. Dat is te weten. Van sommigen van hen zag ik beelden. Van alle anderen niet. Was er maar iets dat ik kon doen, om hen te eren in hun dood die zo anoniem lijkt. Was er maar iets waardoor ze zouden voelen dat ik voor hen vandaag het hoofd wil buigen. Iets waardoor wat zo koud is, een klein beetje warm kan worden.

De doden huizen in mijn poriën. Zo kunnen ze in en uit. Ze zijn in de buurt. Het is gemakkelijker leven als de doden niet te ver weg zijn. Als ze niet alleen maar in de koude grond zijn. Ze kijken met me mee. Ze volgen mijn adem. En bewaken het leven.

Het is mooi om na een leven te verdwijnen in wie je lief was. De seizoenen gaan door, en je kunt netjes inschuiven. In verhalen en dromen. Ze worden elke dag opnieuw geschreven, zonder dat er ooit een einde aan komt. Het hoopje energie dat een naam heeft is een plek in die stroom. Waar even de verhalen aan land kunnen gaan. Onherleidbaar zichzelf en tegelijk onherroepelijk veranderd gaan ze door.

Zovelen zijn na Robert gekomen. De richting die hun rivier uit ging was anders geweest zonder hem. Je vertelt een verhaal of zingt een lied. Er is iemand die het hoort. Er is iemand die ontroerd is. Ongemerkt verdwijnt het in die ander. Die van dat moment af een ander is geworden. En ook al had ik Robert nooit gehoord op die plaat, de muziek waarin ik opgegroeid ben droeg de onherkenbare maar onmiskenbare sporen van zijn Crossroad Blues of Little Queen Of Spades. Een van de eerste bluesnummers die ik nog erg onhandig zelf leerde spelen was Ramblin’ On My Mind. Pas vele jaren later hoorde ik de originele versie. Hij was er al die tijd geweest. Dicht bij me, zonder dat ik ooit zijn gezicht zag. Pas langzaam kon ik zijn stem tot me laten doordringen. Je moet je tijd nemen om thuis te komen.

Geen opmerkingen: