03 september 2009

Een bevroren moment


Eerst waren er de foto’s, en dan was er de muziek. Al wordt na een tijdje de grens tussen de twee steeds dunner. Wonderlijke foto’s, van de merkwaardige fotograaf Disfarmer. Je blijft kijken naar die foto’s, beeld na beeld. Ze lijken iets te zeggen. Een lokale gemeenschap gaat aan je ogen voorbij. Je wordt bijna toegelaten tot die desolate plek waar zij bewegen. Maar er is iets met die foto’s, al is het moeilijk te zeggen wat. Even denk je dat je het weet. Er is een moment bevroren. En het is alsof alles wat er over die mensen te zeggen en te weten is in die ene foto is vervat. Het lijkt zelfs alsof dit telkens de enige foto is die ooit van die mensen gemaakt is. Net voor en net na deze foto schuiven ze in het donker weg. Ze leven in een wereld die verborgen is achter een immens en pikzwart gordijn. En alleen voor dit ene moment, dit ondeelbare en fatale moment, komen zij even voor het gordijn staan of zitten. In dit geconcentreerde nu hebben ze alle tijd om hun hele leven rustig in de poriën van hun huid te laten druipen. Tot alles wat er ooit zou kunnen gezegd worden daar aanwezig is. Het moment is ingedikt. Het is alsof iets je zegt dat dit de enige kans is die je ooit zult krijgen om te zien. En terwijl je blijft kijken naar die gezichten van de andere kant begint het stilaan te voelen alsof jij in een parallelle wereld leeft, niet zij.

En er is de muziek. Ze zoekt zich ingetogen een weg. Soms voorzichtig dwarsliggend. Soms grazend tussen de traditie. Soms alsof je je borst kunt opentrekken om de lucht binnen te laten. Soms is het een warme eenzaamheid. Soms is de muziek de foto geworden. Dan kun je kijken naar de muziek, en dan zie je een foto die tussen de reeks andere zou kunnen zitten, hoewel je de figuur op die foto niet kunt herkennen. Het maakt niet uit. Soms is er heel even onbegrip. Dan lijkt het alsof de foto niet kan samenvallen met het beeld dat ze nastreeft. Vruchteloos, zoals je soms een andere mens niet kunt benaderen, hoe dicht je ook komt. Hoe alles je ontglipt, steeds weer. Soms denk je het even als je de muziek hoort. Terwijl de foto’s een andere belofte lijken te doen. Ze lijken zo benaderbaar en onvatbaar tegelijk. De muziek cirkelt verder rondom het huis. Het is onmogelijk kleuren te zien. Zwart en wit, hoewel het zwart een beetje getemperd wordt, net als het wit overigens.

En even vraag je je af wat de foto zou zijn die zo van jou gemaakt zou worden. Hoe zou het zijn, dat ene moment? Hoe zou het uit die stroom die je leven is geïsoleerd worden? Er moet genoeg pijn in je lichaam zitten. Het leven moet zijn werk hebben gedaan. Er moet nog genoeg verlangen zijn. Nog niet overgenomen door het weten, of wat daarvoor doorgaat. Misschien is er een besef dat op een onbewaakt moment tot een lichte bitterheid aanleiding kan geven, maar dat moet even in toom worden gehouden. Het kan zijn dat je ogen bijna aan het punt zijn waar je te veel hebt gezien. Het kan zijn dat je ogen bijna beseffen dat ze te weinig hebben gezien. Het kan zijn dat je nog niet de moed of de onwetendheid hebt om zo in een foto te verdwijnen. Het is niet dat er een heel verhaal in de foto te zien moet zijn. Het is zelfs niet zo dat er een heel verhaal vermoed kan worden. Het is iets dat nog dichter op de huid zit. Het verhaal heeft zich teruggetrokken in de andere wereld. Het kan zijn dat je lichaam de plek al ziet waar troost en verzoening zich terugtrekken. Hoe kun je weten op welke plek dit alles in één snijpunt samenkomt? Een plek waar je de foto geworden bent die op je wacht. Daar waar je niets belooft en niets vraagt.

Misschien kun je door het leven bewegen, en voelen waar de foto’s zijn. Je schuift er doorheen. En je weet: nu is het. Als ik hier mijn armen strek om de tijd tegen te houden, dan kan het gebeuren. Dan is die foto aanraakbaar. Je moet ze gewoon toelaten. Je weet dat als je op dat moment zou verdwijnen in die foto die jou tot zich uitnodigt je daar zou zijn waar anderen jou voor het eerst zouden kunnen zien. Eindeloos veel ogenblikken zijn eraan voorafgegaan. Ze waren gewoon, maar als je eerlijk zou zijn, zou je moeten toegeven dat je ergens anders was, of misschien wel nergens. Tot dat ene moment waarop je weet: nu ben ik er. Daar waar ik zou willen zijn, daar waar ik zou kunnen zijn. Misschien zijn de foto’s er altijd al, daar ergens in wat je omringt. Ze wachten op jou.

Geen opmerkingen: