23 september 2009

Wenkbrauw


‘Hier lopen we nu. Wat denk je?’
‘Het was mooi. Ik voelde me heel erg thuis.’
‘Ja?’
‘Verbaast je dat?’
‘Nee, niet echt… Ja, eigenlijk wel, als ik eerlijk ben.’
‘Waarom dan?’
‘Dat ik iets zou doen waardoor jij je thuis zou voelen. Dat brengt me in de war, denk ik.’
‘Weet je waarom ik dat zei? Het is omdat ik zag dat je even niet op je hoede was. Het was alsof je alles vergat, alsof je niet klaar stond om weg te lopen.’
‘En ik dacht altijd dat het niet opviel.’
‘Dat zal wel…’
‘Als je eerst wegloopt, zie je niet wat er daarna gebeurt. Stom eigenlijk.’
‘Ja, eigenlijk wel. Kijk eens goed naar mij. Zie ik eruit alsof ik dringend ergens heen moet? Nee toch. Misschien wil ik wel gewoon hier zijn, gewoon.’
‘Maar stel dan dat je doorkrijgt dat ik eigenlijk niet zo grappig ben, wat dan? En dat ik sommige woorden niet kan onthouden.’
‘Jij? Welke woorden zijn dat dan?’
‘Een woord als wenkbrauw. Daar moet ik altijd hard over nadenken. Was het nu wenkbrauw of wimper, en wat staat waar? Het lukt me niet. Ik zeg altijd maar: die haren daar. En als ik dan verwijs naar die mooie actrice met die zware wenkbrauwen, dan denk ik altijd dat ik iets verkeerds zeg.’
‘En als de wenkbrauwpolitie dat zou ontdekken zou je daar ongetwijfeld hard voor gestraft worden, of niet?’
‘Ongetwijfeld.’
‘Weet je, misschien moet je gewoon ophouden met lopen. Je bent hier nu toch, blijf dan gewoon.’
‘Ja, maar ja.’
‘Wat?’
‘Stel dat ik geen grappen meer over heb, na een minuut of drie of zo, wat dan?’
‘Je denkt ongetwijfeld dat ik dan ga zien hoe saai je eigenlijk wel bent.’
‘Inderdaad. Zie je wel trouwens, je hebt het al door.’
‘Dat je saai bent?’
‘Ja, natuurlijk. Het is toch zo? Stel je voor dat je drie dagen weg zou moeten gaan met mij. Dan zou al na een dag onherroepelijk duidelijk worden wat voor een ellende het is.’
‘Je bent grappig.’
‘Grappig? Lach maar.’
‘Heb je mij al eens goed bekeken dan?’
‘Ja, eigenlijk wel.’
‘Ja ja, dat zal wel. Bij mij is er ook een hoek af hoor, gelukkig maar. Vroeger wou ik altijd alles vooraf weten. Hoe het zou gaan, wat er zou gebeuren. En ik dacht altijd dat ik me op alles moest voorbereiden. Ik doe het niet meer.’
‘Laat me maar gewoon een beetje aanrommelen, het komt wel goed, denk ik. Zie je die boom daar?’
‘Wil je nu van onderwerp veranderen? Ben je bang?’
‘Nee, ik denk het niet. Misschien wel, maar het maakt niet uit. Ik moet de dingen soms in doses binnenlaten denk ik.’
‘Het is goed hoor. En trouwens, die boom is heel mooi.’
‘Ik heb altijd het idee gehad dat een beuk een vrouwelijke boom is, en een eik een mannelijke, ik weet niet waarom.’
‘Is het omdat de schors anders is? Gladder en ruwer. Is het dat?’
‘Misschien wel. En, voel maar. Als je de schors hier zo betast, dan kun je de beweging binnen in de boom voelen.’
‘Zo? Ja, je hebt gelijk.’
‘Soms denk je dat zo’n boom zomaar stilstaat, maar dat is niet zo. Ze ademt, en laat alles door haar heen stromen.’
‘Heb je ooit al gedacht dat een boom saai is?’
‘Nee, hoe kom je daar nu bij?’
‘Voilà, zie je wel?’
‘Jij hebt echt een slecht karakter, ik denk dat ik je dringend uitgebreid moet komen kietelen.’
‘Tot ik om vergiffenis smeek?’
‘Tot je toegeeft dat ik saai ben, dat lijkt me beter.’
‘Dat zou nog wel eens kunnen tegenvallen, maak je maar geen illusies.’
‘Het is natuurlijk wel de bedoeling dat ik je aan het lachen breng.’
‘Natuurlijk, maar het hoeft niet altijd. Soms is al goed genoeg.’
‘Als het dikwijls genoeg soms is.’
‘Grrrrrr.’
‘Het is goed, ik heb het begrepen. Weet je, als je ’s morgens vroeg hier komt, dan kun je nog de nevel zien, daar tussen die varens.’
‘Dat wil ik wel eens zien.’
‘Ja? Dan is het goed.’

Geen opmerkingen: