26 september 2010

Het gouden paard


De oude vrouw loopt op het voetpad. Een beetje traag, een beetje verdwaald precies. In haar armen houdt ze een groot paard. Opgeblazen. Kun je zoiets ook een ballon noemen? Een gouden paard. Even lijkt het alsof ze rondloopt in een Japanse roman. Waar zou ze naartoe gaan? Zou er iemand op haar wachten? Misschien heeft ze dit paard gered. Van de vergetelheid. Van het verdwijnen.

De jonge vrouw tegenover me in de wagon maakt zich klaar voor iets. Uit haar tas neemt ze een pakje van aluminiumfolie, dat ze erg traag openvouwt. Wat erin zit, ruik ik al voor ik het zie. Een rijstwafel. Soms denk ik nog altijd dat het hier om isolatiemateriaal gaat. Met een geur dan wel. Eén rijstwafel, aarzelend bedekt met een dun laagje rode confituur. Erg langzaam begint ze te eten. Met superkleine beetjes, van de rand naar het midden. Terwijl ze de wafel vasthoudt met de pinken omhoog, als betrof het hier een ritueel. Misschien denkt ze dat door zo traag en voorzichtig te eten het vermageren nog meer kan versneld worden, dat die rijstkorrels als het ware brokjes lichaamsgewicht zullen opzuigen. Ondertussen moet de hele wagon wel ruiken wat er aan de hand is.

De geur van waspoeder dat het mijne niet is. Delicaat onderwerp. In het zeepbakje van de wasmachine in het wassalon blijkt nog een brokje waspoeder van een vorige klant te kleven. Een blauw brokje, om correct te zijn. Misschien zou je bij de aanblik van zo’n blauw brokje meteen een andere machine moeten opzoeken, maar dat lijkt een beetje verwend, terwijl de andere mensen ongetwijfeld staan te kijken. Het zal wel meevallen. Niet dus. Bij het ophangen van de was wordt het meteen duidelijk, die vieze geur van het waspoeder dat niet het mijne is. Het zal wel vanzelf wegtrekken, binnen een klein uurtje of zo. Niet dus. Als ik een T-shirt van het droogrek neem, ruikt het naar blauw vies. Hopelijk kan de eigen lichaamsgeur het T-shirt snel heroveren. Misschien moet ik wel even hard gaan fietsen of zo.

Apparaten zouden bedoeld zijn om het leven gemakkelijker te maken. Ik hol de winkel in. Moet nog snel een apparaat kopen om daarna ook snel naar de trein te hollen. Vroeger zou men dat een dictafoontje hebben genoemd. Ik denk terug aan de sierlijke kleine bandopnemertjes die vroeger werden gebruikt voor interviews. Die tijd is al lang voorbij, natuurlijk. De man in de winkel loopt met me mee om het beste apparaat te laten zien. Een digital voice recorder. Ik zie al meteen dat je er ongetwijfeld 467 dingen mee kunt doen. Wat die 466 dan wel zijn, buiten het opnemen van een gesprek, is me nog niet geheel duidelijk, maar dat ligt aan mij, ongetwijfeld. Hij ziet mijn twijfel. Er is ook nog een ander, eenvoudig apparaat. Ik ben dus ondertussen al afgedaald tot de afdeling kluns van de dag, al is het nog maar 3 minuten na het openingsuur van de winkel. Het eenvoudige apparaat laat me meteen zien wat ik zoek in zo’n apparaat: een duidelijke knop om op te nemen, en een om te stoppen. Later zal blijken dat het prima werkt, dat de handleiding niet moeilijk is, en dat je er niet voor door moet studeren om het te gebruiken. Eigenlijk ben ik gewoon heel gelukkig met dit nieuwe apparaat, en toch knaagt er ergens een minuscule twijfel. Mag je wel gewoon blij zijn met een gewoon eenvoudig apparaat?

Om een of andere reden moet de overstap tussen die twee treinen zo geregeld zijn. Je aansluiting is net vijf minuten weg als je in het station komt, dus je moet bijna een uur wachten op de volgende. Op zich niet zo erg, zou men kunnen zeggen. Maar, ook om een of andere reden, is wachten in dit station minder prettig dan in sommige andere stations. ’s Avonds is het hier nog erger, maar dat maakt nu niet zo veel uit. Het wachten kan gebeuren zittend op dit lange muurtje, op perron één. Ook al doe ik mijn best om me te concentreren op mijn boek, dat het muurtje toch een beetje koud is, kan niet geheel ontkend worden. Maar het zal zeker een beter mens van mij maken. De twee gedistingeerde oudere vrouwen komen het perron op, en maken zich klaar om naast me te gaan zitten. Dit zijn professionele dames. Niet zomaar een grote handtas, nee, een degelijke rugzak. Maar ook die kan alles bevatten. Alles dus. De ene vrouw haalt uit haar rugzak een klein blauw matje. Speciaal bedoeld ongetwijfeld voor koude muurtjes. Een billenmatje als het ware. Deze vrouwen zijn permanent voorzien op alle rampen die zich in deze wereld kunnen voordoen, daarover kan geen twijfel bestaan. En alle attributen bevinden zich in die rugzakjes.

Het geven van de afscheidskussen bij een vertrekkende trein is een discipline op zich. Je kunt op het perron staan, dicht bij de deur, en nog uitgebreid dingen doen. Als je maar steeds ook de klok in het oog houdt. Zodra de laatste minuut (of halve minuut voor wie houdt van living dangerously) is ingezet, gaat de vertrekkende geliefde al op de trap van de wagon staan, om zo toch al aan de goede kant van de deur terecht te komen. Er kan dan nog steeds gekust worden. Maar toch. In het kader van de kusergonomie zou de langste van de twee geliefden steeds best op het perron staan, zodat de kwaliteit van kussen gegarandeerd is. In dit geval is dat niet het geval. De langere jongen staat op de trap. Het kleinere meisje op het perron. Ze rekt zich helemaal uit, hij buigt zich helemaal voorover, maar is ook bang om zo tussen de sluitende deuren te belanden. Enige oplossing dan is minder kussen geven dan je eigenlijk had willen doen. Wat dan wel weer goed is voor het verlangen, natuurlijk.

Geen opmerkingen: